spiraalwindingen om de stammen der hooge oerwoudboomen heen,
terwijl de lange, met weerhaken gewapende angelstokken aan het
einde' van hunne groote, vederachtige bladeren zieh aan hare takken
vastklemmen en van stam tot stam verder kruipen. Eene andere
liaan valt op door de pracht harer groote paarsroode bloesem-
trossen, die aan de lange stengels, die om de boomen slingeren,
op eene kunstmatig aangebrachte versiering gelijken. Gok eene groote
blauwe winde lichtte dikwijls tusschen de takken; overigens zag
men weinig gekleurde bloemen. Eene hooge soort van bamboe, wier
slanke stammen door den wind over en door elkaar geworpen
waren, was geheel omsponnen door de helder gele bloesemtrossen
van eene geweldige liaan. Daartusschen ontplooiden wilde banaan-
struiken hunne breede, lichtgroene bladeren in sierlijke bogen.
Zoo was er op dezen eenzamen toeht altijd wat te zien, en ik
was in ’t geheel niet moe, toen wij ’s avonds om 7 uren te Moas
aankwamen. ZEVENDE HOOFDSTUK.
Fig. 45. A f g o d s b e e l d e n uit de Hindoe-tempels van P a r a m b a n a n .
Naar de Hindoe-tempels van Djokja.
et Station Maos is een klein dorpje in moerasachtige
vlakte en heeft niets aantrekkelijks, dat tot een oponthoud
aanleiding zou kunnen geven; het ligt in het midden van den langen
spoorweg, die de beide hoofdsteden van Java, Batavia en Soera-
baja, verbindt. Daar geen nachttreinen op dezen „staatsspoorweg”
loopen, moeten de doorgaande reizigers te Maos overnachten. Yoor
dit doel heeft de regeering hier een groot gouvernementshotel
gebouwd, dat een groot aantal passagiers kan herbergen. Toch is
de toevloed van menschen zeer afwisselend; ik overnachtte drie-
maal te Maos; den eersten avond waren ongeveer twintig gasten
aan het avondeten, den tweeden zestig (meest offleieren met
familie), op den derden slechts zes. Overdag is het in het hotel
doodstil en verlaten, zelfs de vele bedienden slapen dan. Zoodra
echter de avondtreinen (tusschen 6 en 8 uren) aankomen, komt er