20 DE VAAET DOOE DE EOODE ZEE.
lucht op. In de machinekamer was de hitte bijna niet uit te hou-
den, de meeste stokers werden ook na eenige dagen ziek, doordat
zij in eene hitte van 50 tot 70° C. moesten werken; met tusschen-
poozen moesten zjj daarom door plaatsvervangers afgelost worden.
Yerscheidene kregen delirium en krampen.
Yoor het grootste gedeelte bleef de kleur der „Roode Zee”
donkerblauw; alleen in het midden kwamen wij op plaatsen, die
min of meer groen of geelachtig, gedeeitelijk zelfs roodachtig geel
waren. Uit het microscopisch onderzoek van het water, dat wij
schepten, bleek, dat deze kleur door „monotoon p e r i d i n e e ö n -
p l a n k t ö n ” veroorzaakt werd, d. w. z. door de verbazend groote
opeenhooping van microscopische algetten, eencellige plantjes uit de
klasse der peridineeen. Twee soorten van de sierlijke en vreemde
vormen dezer protophyten, die ik op plaat 14, in de tweede aflevering
mijner „Kunstformen der Natur” afgebeeld heb, kwamen vooral hier
veel voor (fig. 0 en 10); de eene gelijkt op een ketel met kegel-
vormig deksel, de andere op een ovalen knop van een stoel. Daar-
tusschen waren eenige exemplaren van eene derde soort, die er
uitziet als. een rijk versierde ridderhelm; bovenop draagt deze een
loodrechten vleugel, waarvan de dünne plaat door 6 ä, 8 uitstra-
lende ribbetjes ondersteund w o rd t; van onderen is de mond van den
heim door een dubbelen sierlijken halskraag omgeven (ornithoeercus,
flg. 3). Een jaar geleden op denzelfden tijd had ik in Ajaccio op
Corsica drie andere soorten van peridineeen waargenomen, die in
groote menigte plankton vormen en wel diegene, die op de boven-
aangehaalde plaat 14 in flg. 1 , 3 en 8 afgebeeld zijn. Deze oer-
plantjes, wier cellulooze schelp de zonderlingste vormen aanneemt,
bewegen zieh door middel van eene zwaaiende zweep en werden
daarom vroeger voor infusiediertjes gehouden; de groene, gele en roode
korrels in hun plasmodoom cellenlichaam bewijzen echter duidelijk,
dat zij, wat stofwisseling betreft, tot het plantenrijk behooren.
Zjj bezitten het vermögen door samenstelling van water, koolzuur
en ammoniak koolhydraten en eiwitlichamen te vormen; en daar
deze „koolstofassimilatie” , dank zij hare groote ontwikkeling (zieh
voortzettende snelle celverdeeling) op de grootste schaal geschiedt,
leveren de peridineeön, evenals de verwante diatomeeen, een grooten
voorraad „oervoedsel” op voor de lager ontwikkelde zeedieren.
Eene andere groep der eenvoudigste oerplantjes, die in dit opzicht
zeer belangrijk zijn, zijn de c h r oma c e e ö n ; zij vormen geelach-
tige of roodachtige vlokken, die uit draden bestaan, samengesteld
uit eenvoudige kettingen van cellen zonder kern. Als zij in groote
massa’s bijeen zijn,
kunnen op andere
tijden zekere chro-
maceeen, vooral tri-
chodesmium ery-
thraeum, aan de
„Roode Zee,” even-
eens eene geelach-
tige of roodachtige
kleur verleenen. Op
de terugreis zagik
(10 Maart 1901) de
zee in de straat
van Malakka tot
op verren afstand
rood gekleurd.
In het zuidelijke
gedeelte van de
Roode Zee voeren
wij ’s middags 13
September dicht
längs den Zebayr-
Archipel of eilan-
dengroep der
„Twaalf ApOSte- Fig. 8. Een peridinea (ornithoeercus magnificus).
len” ; dit zijn geheel
kale en onbewoonde vulkanische eilanden, die zieh door phantastische
vormen en bonte kleuren onderscheiden. Hunne helrood
en geel gekleurde tufsteenwanden steken scherp af tegen bruine
en. zwarte lavavelden. In de blauwe zee werden van tijd tot tyd
heldere vlekken zichtbaar, waaruit duizenden groote eh kleine vis