een denkbeeld van de grootte en ontwikkeling der beschaving van
de aanzienlijke Hindoesche steden, die hier voor twaalfhonderd
ja a r bloeiden, en waarvan overigens elke herinnering spoorloos
vexdwenen is.
Nadat wij deze uitgestrekte ruinevelden doorkruist hadden,
gaven wij gevolg aan de vriendelijke uitnoodiging van den heer
Geszner, om hem op zijne nabijgelegen plantage te bezoeken. Wij
vonden daar een voornamen, uiterst ruimen en behaaglijk ingerichten
bungalow en verheugden ons in het gezelschap der schoone en
beminnelijke vrouw des huizes een aangenaam uurtje te kunnen
doorbrengen. Hier in dit gezellige Duitsche „tehuis” had ik het
o o st e l i j k s t e en te gelijk het z u i d e l i j k s t e punt der aarde
bereikt, tot waar ik op mijne reizen doorgedrongen ben. Gaarne
ware ik nog eenige uren verder ten Oosten, tot aan het dorp
Ngali voortgereden, om het naburige T r i n i l aan de Bengawan-x)
rivier te bezoeken, het beroemde oord waar dr. E ugene Dubois
in 1894 de fossiele overblijfselen van den „missing link”, den aap-
mensch van Java, gevonden had (pithecanthropus erectus). Maar
mijn beperkte tijd stond mij, helaas, deze vrome Vooro u d e r s -
v e r e e r i n g niet toe! Ik moest reeds ’s middags terug zyn aan
het station Parambanan en om 1 uur was ik reeds weder in het
hotel Mataram te Djokja.
fiier maakte ik nog kennis met een Duitschen planter uit Bandong,
den heer Teuscher, een neef van dr. B einhold T euscher te
Jena, mijn gewaardeerden medewerker aan verscheidene zoologische
onderzoekingen. Wat is de „wereld” toch klein! Haastig pakte ik
na het ontbijt mijn koffer en zat om 2 uren reeds weder in den
trein, om in vier uren naar Maos terug te rijden. Hier bleef ik
twee nachten, om 66n dag aan het uitstapje naar T j i l a t j a p te
kunnen besteden.
Deze vroegere garnizoensstad is de havenplaats der provincie
B a n j o ema s en ligt (onder 109° Oosterlengte) bijna in het midden
der lange, wilde en weinig bevolkte zuidkust van Java; zjj
bezit de eenige goede haven aan deze kust en eenigen handel.
*) De sehrijfwijze Bengawa in het origineel is verkeerd [Noot van den Vertaler],
Eene zijbaan, die naar het zuiden van Maos ombuigt, verbindt
Tjilatjap met -de hoofdbaan; het vervoer duurt nauwelijks een uur.
De zijbaan doorsnijdt de beruchte boschmoerassen, die zieh van
de zuidkust hooger op tot Bandjar toe uitstrekken, tot aan den
voet van het Preangergebergte. Deze geheele streek sta a t be-
kend als het ergste koortsland van Java, en er reist zelden iemand
naar Tjilatjap, die niet door zaken daartoe gedwongen is. Het
garnizoen moest ten si otte van daar verlegd worden, omdat dui-
zenden Soldaten aan kwaadaardige malaria stierven. Ik vermeed
daarom ook, in dit koortsnest te overnachten, reed ’s morgens om
6 uren met den eersten trein van Maos daarheen en was ’s avonds
om 6 uren met den laatsten trein weder terug.
Wat mij trots deze gevaren naar Tjilatjap trok, was eenerzijds
de groote roep, die er uitgaat van zijne schoone landouwen, ander -
zijds de wensch, om ten minste op één punt der zuidkust van
Java het plankton in dit gedeelte van den Indischen Oceaan te
leeren kennen. Ik had voor dit doel mijne pelagische netten en
glazen medegenomen. Toen ik ’s morgens om 7 uren in Tjilatjap
aankwam, wachtte mij aan het station reeds de hoogste amb-
tenaar van het district, de assistent-resident Hoezoo; hij was door
den resident Roskott van mijne komst verwittigd en bood mij met
de meeste voorkomendheid voor den geheelen dag zijne diensten
aan. Vooreerst reed hij my in zijne equipage door de stad en naar
de haven, en daarna naar zijne woning, die schoon gelegen is in een
grooten tuin aan het zeestrand / tegenover het lang uitgestrekte
eiland Noesa Kambangan ‘). Voor het bezoeken daarvan verzocht
mijn gastheer gebruik te mögen maken van de groote boot van
den Javäanschen „regent” . Vóór deze verscheen, had ik nog den tijd
om een der groote, prachtvolle waringinboomen (ficus benjaminea)
te schilderen, die den tuin versieren met talrijke luchtwortelen en
vèr kruipende plankwortels. Eene fraaiè en eigenaardige decoratie
had de vrouw van den resident, eene groote vriendin van
bloemen, aan deze reusachtige vijgeboomen aangebracht; zij had
r) De sehrijfwijze Kemb a n g a n en de daaraan beantwoordende Duitsehe ver-
taling „Blumeninsel” zijn in den tekst verkeerd [Noot van den Veitaler].