deelen gezorgd was, dan zou het onmogelijk zijn den grooten,
heerlijken tuin steeds in zulk een goeden staat te houden, die
ons aller bewondering afdwingt.
In de laatste uren vöör zonsondergang, tusschen vieren en zessen,
houdt meestal de regen op, ten minste nagenoeg. Dan prijkt
dikwijls de gebeele tuin in zijne weelderigste frischheid, terwijl
nevelwolkjes door de krönen der hooge boomen trekken; of als
de avondzon nog door de wolken breekt, levert zy een verrukke-
lijk schouwspel op, doordat zij bergen en wolken met de helderste
kleuren tooit en de druipende bladeren in de helderste reflexen
laat schitteren. Als nu na zonsondergang spoedig de schemering
invalt, begint het tropische insectenleven op eigenaardige wijze
met alle kracht zieh te doen hooren; het duizendstemmige tjilpen
en trillen van cicaden en krekels vervult de lucht dikwijls zöö
doordringend, dat men vlakbij zijn buurman aan tafel niet ver-
staan kan. De vliegende insecten zijn nog onaangenamer, die,
aangetrokken door het- lamplicht, bij duizenden in onze veranda
en zelfs in eene gesloten kamer binnendringen: gevleugelde mieren
en termieten, muskieten en motten, krekels en sprinkhanen. De
indringerigheid dezer ongenoode gasten, wier zwermen dikwijls
dichte wolken vormen,, is zöö groot, dat men soms de kamer
geheel afsluiten moet, niettegenstaande de dompige broeikas-
atmosfeer, en eindelijk blij is, spoedig onder het dichte muskieten-
net in het reusachtige bed te kunnen kruipen..
Het dagelijksche leven der Europeanen te Buitenzorg en in het
bijzonder de dagverdeeling der ijverige geleerden in het botanische
instituut — is juist voor deze regelmatige weersverhoudingen
zeer geschikt. Daar de morgenuren van het begin van den dag
af, voor den besten werktijd van den geheelen dag gehouden
worden, staan wy reeds om v^jf uren of halfzes op, nemen een
verfrisschend morgenbad en tot versterking een kop thee of
koffie. Om acht uren wordt het eigenlijke ontbyt genuttigd, koffie,
thee of eacao met een paar eieren, naar verkiezing ook met een
of twee vleeschschotels en heerlijke vruchten toe. Van halfnegen
of negen tot eön uur wordt er ijverig gewerkt; ik onderzoeht in
dien tijd in het laboratorium het plankton der tuinvyvers en der
rijstvelden, teekende nieuwe „kunstvormen der natuur” en verza-
melde tevens eene massa interessante dieren, die mij dagelyks door
de inlandsche tuinarbeiders en hunne kinderen gebracht werden,
bij voorkeur insecten en arachniden (schorpioenen en spinnen),
kruipende dieren (hagedissen, slangen) en hunne eieren in ver-
schillende ontwikkelingsstadia; binnen weinige maanden bracht
ik eene rijke embryologische verzameling tot stand en evenzoo
eene collectie van die zeldzame insecten der tropenzone, die door
„mimicry” of mimetische aanpassing de speciale vormen, kleuren
en teekeningen van plantendeelen (bladeren, bloesems, vruchten,
takken) op de meest volkomen wyze nabootsen. Verreweg de
merkwaardigste hieronder behooren tot de orde der Orthopteren
of sprinkhanen: groene bladsprinkhanen of „wandelende bladeren”
(phyllium), bloemsprinkhanen of „wandelende bloemen” (op violette
orchideeen gelijkend), grijze taksprinkhanen, die volkomen op de
dorre met mos bedekte takken gelijken, waarop zij zitten, enz.
Zoologen, die zieh in het nieuwe laboratorium van den Bogor-tuin
aan de studie van deze en ontelbare andere bionomische wonderen
wijden, vinden hier nog oneindig veel te doen.
Om bön uur worden de laboratoria gesloten en doet men zieh
aan de lunch of tiffin te goed. Meestal haalt men dan zijn hart
op aan de zoogenaamde „ r i j s t t a f e l ” , waarbij de rijst eigenlijk
bijzaak is; de hoofdzaak daarentegen bestaat uit de twintig ä
dertig versohillende pikante sausen, die uit alle mogelijke
plantaardige en dierlijke lichaamsdeelen sterk gekrüid bereid
worden — evenals in Engelsch-Indiö de beroemde „curry and
rice” , waarvan ik in mijne „Indische Reisebriefe” melding
maakte. Daar ik geen liefhebber van deze gecompliceerde en zeer
in den smaak vallende delicatessen ben, maar de voorkeur geef
aan een eenvoudigen Europeeschen maaltijd, was het mij zeer
aangenaam, dat mijn vriendelijke gastheer, professor T r eu b , mrjn
smaak deelde en my in plaats daarvan uitstekende, op Fransche
wijze bereide spyzen voorzette, zooals men die hier slechts zelden
aantreft. In den regel zaten wy al pratende een tot anderhalf uur
bij elkaar;-daarna gingen wy tot de siesta over, die hier algemeen
als een ‘zeer gewichtig deel der dagindeeling beschouwd wordt:
I n su l in d e . 7 •