bemerkte ik vele kostbare stukken, waarvan hij mlj alle begeerde
exemplaren met de grootste vrijgevigheid voor het zoologisch
museum te Jena schonk. Den vollenden dag kon ik — dank zijne
goedheid! — drie kisten met geraamten, schedels, visschen, con-
chylien, koralen en andere zeedieren inpakken en naar huis
verzenden.
Het aangename verblijf in het huis van majoor Ouwen s werd
nog bijzonder belangwekkend door het bijzijn zjjner huishoudster,
een beschaafde Japansche; de beminnelijke dame sprak Hollandsch
en een weinig Engelsch en nam met onuitputtelijke vroolijkheid
deel aan onze gesprekken. Daarbij moest ik den fijnen en be-
schaafden omgangstoon en manieren dezer „Schoone van het
Oosten” bewonderen, waarvan alle daarvoor ontvankelijke bezoekers
van Japan met opgetogenheid spreken.
Het stadje S o e k a b o emi ligt op 650 meter hoogte aan den
zuidelijken voet van den dubbelen vulkaan Gedö en Pangerango.
Het is rijk aan schoone villa’s en tuinen en verheugt zieh in een
zeer aangenaam en gezond klimaat. Ook leveren twee heete
bronnen, die uit den zuidelijken wand van den vulkaan ontspringen,
materiaal voor warme baden. Het plaatsje is daardoor in den
laatsten tijd als „badplaats en luchtkuuroord” zeer aan het opkomen;
vele gepensionneerde ambtenaren en offleieren zetten zieh hier voor-
goed neder. Op een schoonen tocht, dien ik den volgenden morgen
met majoor Ouw en s ondernam, leerde ik de verbazende schoonheid
van het landschap in den omtrek van Soekaboemi kennen, welks naam
beteekent „ v e r l a n g e n *) d e r w e r e l d ”. Bijzonder bekoorlijk zijn
de sterk kronkelende en met rijke vegetatie versierde stroom-
valleien, die zieh van den voet van den Gede en Pangerango naar
beneden toe uitstrekken. De beide kegels dezer trotsche vulkanen
sluiten in ’t noorden den achtergrond af, terwijl deze in ’t zuiden
door eene lange veelgetande bergketen gevormd wordt.
Den volgenden middag reed ik in twee uur naar Buitenzorg terug.
De baan gaat eerst naar ’t westen door eene schoone bergstreek,
draait dan bij Tji Badak naar ’t noorden en vervolgt zijn weg
) Juister: „vreugde” of „Wvjdsehap” [Noot van den Vertaler],
over ’t zadel tusschen de twee vulkanen Pangerango en Salak.
Aldus sloot ik in ’t westen den cirkel, dien ik bij de reis naar
den Gedd in ’t oosten begonnen was. Een rijken oogst van schoone
herinneringen bracht ik van dezen bergtocht mede, die drie weken
duurde. ,
In B u i t e n z o r g bleef ik by mijn vereerden vriend T reub nog
een paar dagen, om van mijne bekenden aldaar en van den Gouver-
neur-Generaal afscheid te nemen. Daarna reisde ik op den 21sten
naar Batavia, waar ik ook dezen keer weder de gastvrijheid van
majoor Mü l l e b genoot, en in den morgen van 23 Januari onder
zijne begeleiding mij naar T a n d j o n g P r i o k , de haven van
Batavia, begaf. Hier ging ik aan boord van de Nederlandsche
stoomboot „ P r i n s e s A m a l i a ”, die mij in eene tweedaagsche vaart
van Java naar de westkust van S u m a t r a voerde, naar de hoofd-
stad P a d a n g .