44 UITSTAPJE NAAB TAMPENIS EN DJOHOft.
’s Namiddags bezochten wlj de eenige mijlen van daar verwijderde
pachthoeve voor het fokken van vee „castle estate” Tamp e n i s .
De 250 koeien, die op deze hoeve gehouden worden, zijn de eenige
leveranciers eener groote hoeveelheid versehe melk op Singapoer.
Tegen den avond begaven wij ons dan bergafwaarts naar de
zeekust, waar wij over de straat van Djohor heen Poelo Obin
zagen, op den achtergrond de blauwe bergen van Malakka. Bij
den rit door de jungle vermaakte ons eene kudde wilde apen door
hunne vroolijke sprongen van boom tot boom en hunne gymnastische
kunstjes aan de daartusschdn gespannen lianenkoorden.
Onbeschrijfelijk bekoorlijk was de terugrit door het woud; het glin-
sterende maanlicht, door de gladde vlakten van de lederachtige
boombladeren weerkaatst, wedijverde in glans met de lichtvonken,
welke tallooze vliegende lichtkevers door de geheimzinnige duisternis
van het dichte woud wierpen. Het duizendstemmige gezang van
groote sprinkhanen en krekels, vermengd met de geheimzinnige
loktonen van andere insecten en de zuivere kloktonen van boom-
kikvorschen, was zöö luid, dat wij onze eigen woorden haast
niet verstaan konden. Nu en dan vloog eene reusachtige vleder-
muis spookachtig over de boomtoppen of wel een vliegende hond
te r lengte van een voet (pteropus).
Niet minder bekoorlijk was het uitstapje naar Jo h ö r e (spreek uit
Djohor). Een rit van twee uren in den vroegen morgen bracht
ons naar een dorp aan de Noordkust van het eiland, waar tegen-
over de residentie van den sultan ligt. De overvaart daarheen over
den smallen zeearm (niet veel breeder dan de Eijn bij Keulen)
geschiedde in eene roeiboot van den sultan, ons door diens lijfarts,
dr. Ca l l o w a y door bemiddeling van dr. H a n it s c h ter beschikking
gesteld. Dezen heer ben ik ook de vriendelijke ontvangst verschul-
digd, die ik in Djohor bij Da to H o l e , den Engelschen minister
van den sultan, vond. Hy ontving ons in het vreemdelingenhuis
daar ter plaatse en leidde ons toen naar zijn buitenverblijf, op
een heuvel gelegen, een paar mijlen van de kust verwijderd. De
blik van hier uit omvat een groot deel van het zuidelijkste gebied
van het uitgestrekte vorstendom; aanplantingen van verschillende
soort en uitgestrekte wouden wisselen af met groote stukken onbe-
BOTANISCHE TUIN TE SINGAPOER. 45
bouwd land. De natuurlijke rykdom van dit Malakka-gebied zal
eerst geheel tot zyn recht komen, als de Engelschen den in aan-
bouw zynden spoorweg van Singapoer naar Pinang voltooid en zieh
daardoor feitelijk tot heer en meester ook van dit land gemaakt zullen
hebben. Nu zyn nog tijgers (waarvan wij een schoon, onlangs
levend gevangen exemplaar in Djohor zagen) benevens luipaarden en
andere roofdieren overvloedig in de naaste wouden te vinden.
Da to H ole verhaalde ons, dat hij de sporen van hun nachtelyk
bezoek dikwijls in zijn tuin waarnam, dat hy ook des nachts
hunne stemmen in de onmiddellijke nabijheid hoorde, evenals
het gehuil van groote scharen apen. Onder de leyende apen,
die hij in zijn tuin hield, interesseerde mij byzonder een schoon
exemplaar van den withandigen gibbon (hylobates lar); de beval-
ligheid, waarmede deze langarmige menschenaap vruchten ver-
orberde en op Stangen koorddanserskunsten vertoonde, was bewon-
derenswaardig (verg. flg. 68).
Eenige zeer genotvolle dagen bracht ik door in den b o t a n i s
c h e n t u i n v a n S i n g a p o e r , die om zijn uitgestrekten prächtigen
parkaanleg tevens het geliefkoosde doel is voor kleine uitstapjes
in den omtrek der stad. Elken namiddag wordt de schaduwrijke,
daarheen leidende straatweg (de schoone Orchard-road) door talrijke
equipages verlevendigd (Fig. 18). Het heuvelachtige terrein van den
tuin is met overleg gebruikt tot het aanleggen van yelerlei boomgroe-
pen en boschpartijen; dieper in den tuin bevinden zieh ook eenige
kleine waterbekkens, overdekt met grootbloemige Witte, blauwe en
roode waterrozen en lotossen (nelumbium speciosum, nymphaea
stell ata en andere). Een klein eiland in een dezer vyvers vormt
een bevalligen palmenbouquet, door een lichtgroenen krans yan de
bekoorlyke gleichenia-varens omgeven. Byzonder belangwekkend
evenwel is een groot stuk van den tuin, waarin men de vrye
tropennatuur geheel aan zieh zelf heeft overgelaten; daar groeit
alles wild dooreen. Weelderige klim- en slingerplanten van allerlei
soort winden zieh om de geweldig zware woudreuzen, die dicht
met varens, orchideeön en andere epiphyten bedekt zyn. De omge-
vallen stammen der oude afgestorven boomen blyven onaangetast
liggen en dienen tot woonplaats voor andere jonge planten, die