draagt. De bekroning van het geheele bouwwerk vormt de groote
koepel, die zieh in het midden van het bovenste terras verheft
en een 4 meter hoog reuzenstandbeeld van Boeddha omsluit. Aan
de vier zyden der pyramide bevindt zieh onderaan eene ronde
poort, waardoor men längs eene trap naar de galerjjen opstijgt.
Yan de kolossale afmetingen van dezen reuzentempel en de ver-
bazende menigte zijner beeldhouwwerken kan men zieh eenigszins
eene voorstelling vormen, als wij hierbij voegen, dat alleen in de
onderste galerij zieh 408 basreligfs bevinden, bijna in elk eene groep
van zeven personen, eene zittende middenfiguur en aan beide zijden
daarvan drie flguren met lotosbloemen en muskietenwaaiers. De
binnenzijden van de volgende galerijen bevatten 470 basreliefs met
verscheidene duizenden flguren. Alles te zamen zijn er 1504 bas-
reliefs-platen gevonden, waarvan er 988 min of meer goed bewaard
zijn. Het getal der nog voorhanden Boeddha-beelden beloopt 441.
Zij stellen den god meestal voor zittend met gekruiste beenen,
maar met vijfderlei houding der handen. Aan de zuidzijde verschijnt
Boeddha als leermeester, aan de westzijde als denker, aan de noord-
zijde als zegengever, aan de oostzijde als ontvanger van offeranden;
in de drie bovenste galerijen deels als prediker, deels als wijze.
De rüstige houding, de goddelijke hoogheid, de zachte, welwillende
uitdrukking van het gelaat prediken de berusting in den eeuwigen
slaap van het Nirwäna.
De kunstige uitvoering dezer vele duizenden steenflguren verdient
te meer bewondering, daar de brosheid van het materiaal,
een hard, vulkanisch grauw trachiet, aan de bewerking groote
zwarigheden in den weg stelde. Niet minder bewonderenswaardig
is ook de bouwtechniek; de honderdduizenden zorgvuldig gehouwen
bouwsteenen zijn nöch door cement noch door ijzeren krammen
verbonden; z(j zijn zöö kunstig in elkaar gevoegd, dat zij elkaar
wederkeerig dragen en steunen. De geweldige reuzenbouw zou nog
eeuwen onveranderd kunnen blijven bestaan, als niet deongehoorde
last langzamerhand vanzelf in den heuvel omlaag zakte en her-
haalde aardbevingen niet tot zjjne verwoesting medewerkten. De
menschelijke vernielzucht werkt helaas als gewoonlijk ook mede:
den meesten Boeddha-beelden is het hoofd afgeslagen, van vele
ook armen en handen; in het huisje van den bewaker zag ik eene
grafkamer vol met afgehouwen Boeddha-koppen.
De leerrijke en zeer belangwekkende mythologie van den Boeddha,
in deze grootsche verzameling van steenen beeid werk voorgesteld, en
die mij nader duidelijk werd gemaakt door de omstandige verklaring
van den zaakkundige dr. Groneman, kan ik hier niet verder toe-
lichten, evenmin als de vele merkwaardige détails, die de rijke beelden-
galerij bevat, en hare veelvuldig verschillende beteekenis. Wie
daarvan meer verlangt te weten, vindt zijn weetlust bevredigd in
de geschriften van dr. Geo n em a n ; eveneens voortreffelijke afbeel-
dingen in de groote werken van I J z erma n , L eemans en anderen ,*).
De algemeene indruk, dien het reuzenbouwwerk van Boro Boedoer
bij mij heeft nagelaten, is dezelfde als die, welken mijne beide
vrienden en leerlingen R ichard Semon en W il l y K ü k en th a l in
hunne meermalen genoemde reisbeschrijvingen vermeld hebben.
Zooais Semon juist opmerkt, is het klaarblijkelijk de karakteris-
tieke t e r r a s s e n b o u w d e r s awa h s , Javaansche rijstvelden,
die reeds duizend ja a r geleden het eiland bedekten en den kunste-
naar bij het ontwerpen van het tempelplan tot verheerlijking in
steenvormen opwekten. Ik ben het echter ook met Semon eens, als hij
(bl. 467) er bij voegt, dat de kunstindruk van het geheel verre van
geëvenredigd is aan het ongehoorde verbruik van middelen en arbeid.
De afdeeling in terrassen is niet voldoende, om leven te brengenin
de logge massa van den geweldigen steenhoop, en de tallooze, op
zieh zelf schoone bijzonderheden, de duizenden kleine koepels, spitsen
en flguren verdwijnen in de vormelooze massa der platte pyramide.
Yan de geniale scheppers van dezen tempel en zooveel andere
op Java, van de tallooze kunstenaars, die hunne zorgvuldige ver-
siering in jarenlangen arbeid tot stand brachten, weten wij zoo
goed als niets. Slechts dit Staat vast en is op ’t eerste gezicht te
herkennen, dat wij in deze Boeddhistische kunstwerken geen
werk van geboren Javanen voor ons hebben, maar van de Arische
*) Het nieuwste werk over den Boro Boedoer is „Die Buddha-Legende in den
Skulpturen des Tempels von Boro-Budur” door C. M. P l e y t e , waarin de sehrflver
de verschillende basreliefs, die op het leven van Boeddha betrekking hebben, aan
de hand van den Lalita wistara tracht te verklären [Noot van den Vertaler].