re UITSTAPJE IN' NAPELS.
zeedieren voòr het oog. Hier leerde ik in d<yi herfst van . 1856,
het eerst in Vili afranca, den verbazingwekkenden planktonrykdom
der Middellandsche Zee kennen; aan deze aantrekkelijke Studien,
die mij later aan de kusten van Italié en Sicilie zooveel gelukkige
maanden bezorgden, werd ik op onze verdere zonnige reis ieder
uur herinnerd. Daar dook al spoedig aan onze rechterhand het
kleurenrijke eiland El b a op, met zijne roode ijzerhoudende bergen
van de meest trotsche vormen; in het voorjaarvan 1889 had ik zijne
steile klippen doorkruist. Yerder verschijnt in de verte westelijk
het romantische en prächtige C o r s i c a , waar ik tweemaal eenige
maanden doorbracht (in de lente van 1875 en in den herfst
van 1899).
Den 5den September ’s morgens voeren wij met den fraaisten
zonneschjjn de onvergelijkelijk schoone golf van Nap e l s binnen;
rechts het sflnxstandbeeld van het rotseiland Capri, recht voor
ons de mächtige Vesuvius met zijne op pijnboomen gelijkende
rookzuilen, links de- eilanden Ischia, Procida en Nisita; en dan de
geheele schoone omgeving van witte dorpen en steden, villa’s en
kasteelen, die zieh längs het lange strand van de golf van
Pozzuoli, van kaap Miseno over Bajae tot Posilippo uitstrekt, en
verder aan den anderen kant van de schitterende hoofdstad aan
den voet van den Vesuvius tot Castellamare, tot Sorrento en
kaap Minerva. Een oponthoud onzer boot gedurende acht uur
stelde ons in sta a t aan land te gaan en een genotvol uitstapje
naar het klooster San Martino te maken, het mooiste uitzichts-
punt van de drukke stad, p - en verder op den rug van den Posilippo
to t diens westelijke punt; dan terug längs zijne zuidelijke helling
op den heerlijken straatweg, die ons eene onafgebroken rij van de
schoonste zuidelijke landschappen voor oogen voert to t naar be-
neden tot de villa Nazionale en de wereldberoemde Santa Lucia.
Het hooge oude huis van vier verdiepingen staa t hier nog onver-
anderd, evenals ik het in den zomer van 1859 verscheidene
maanden bewoond had ; maar de poétische bekoring der bronnen-
trap van de Santa Lucia, in wier halfrond Napolitaansche visschers
oesters en andere „zeevruchten” (frutti di mare) te koop aan-
boden en waar ’s avonds gedanst en gezongen werd* is door den
DE STBAAt VAN MESSINA. 1?
nieuwen kaaiaanleg en de veranderingen in de straten verdwenen.
Het vertrek van Napels, het laatste plekje Europeesche bodem,
dat ik op deze reis betrad, was verrukkelijk schoon, dank zy den
wolkenloozen avond van 5 September; de liefelijke melodieen der
bekende Näpolitaansche canzonetten, die van het strand mij tegen-
klonken, maakten mij zwaarmoedig bij het terugdenken aan de goede
vrienden in mijn vaderland, dien ik voor negen maanden vaarwel
had gezegd. Vele hartelijke groeten zond ik in gedachten nog naar
het schoone strand; duizenden lichten schenen ons een feesteljjke
illuminatie tot afscheid te geven. Nu gingen wij verder tusschen
kaap Minerva en Capri, viier trotsch gevormde rotsmassa’s in den
' donkeren nacht dreigend afstaken tegen de heldere sterrenlucht;
ik dacht onwillekeurig aan den heerlijken Augustus 1859, dien ik
op het romantische, toen nog weinig bezochte eiland, als „land-
schapschilder” doorbracht, alleen in gezelschap van mijn goeden
vriend, den dichter der Friesche moerassen H e bm a n n A l lm e b s . De
omzwervingen aan het klippenrijke strand, de koele baden in de
blauwe en groene grot, de heldere zomernachten op het dak der
Oasa Pagano, — deze en andere herinneringen weefden zieh met
V ic t o e S c h e e f e l ’s Oapri-gedichten tot een phantastisch beeid samen.
’s Morgens van den volgenden dag, 6 September, passeerden wij
de L i p a r i s c h e e i l a n d e n , waar ik in Maart 1897 met Dr. L eo
S c h u l z e , mijn toenmaligen assistent, zeer interessante dagen had
doorgebracht. Het naastbijliggende eiland, de kegelvormige vulkaan
Stromboli, stiet in regelmatige tusschenpoozen groote rookwolken
uit; längs de noordzijde stroomde een gloeiende lavastroom naar
beneden, waarvan het ondereinde de zee onder sterke stoomvor-
ming hoog deed opschuimen bij het binnenstroomen. Dan volgde
Lipari, het voornaamste eiland, een Italiaansche misdadigers-
kolonie; de witte rotsmuren van de oostkust bevatten groote
puimsteengroeven. Ten zuiden daarvan ligt het kale eiland VolCano,
waarvan de krater, toen wij hem beklommen, zieh pas gevormd had.
Nu volgde de prächtige straat van Mes s i n a . ’sMiddags voeren
wij längs den vuurtoren van Messina en den Pantano, het zee-
bekken, dat door de daar ontdekte ontwikkelingsgeschiedenis
van den Amphioxus beroemd geworden is; dan verder tusschen
I n s u l in d e . 2