als der wetenschap, doet ons zien, dat de onmetelijke scheppings-
kracht van moeder Aarde op ieder dezer eilanden eene nieuwe en
eigenaardige individueele schepping heeft te voorschijn gebracht.
Yragen wij ons nu af, waaruit eigenlijk de eigenaardige
b e k o r i n g d e r e i l a n d e n bestaat, hunne mächtige aantrekkings-
kracht vooral voor vele natuuronderzoekers, dan moet die voor-
eerst gezöcht worden in de gesloten eenheid dezer geographische
individuön, in de eigenaardigheden van hun geologisch en biologisch
karakter, in hun verschil van dichtbij of verder verwijderd naburig
gebied. De wäre sleutel tot juist begrip van dit i n d i v i d u e e l e
k a r a k t e r heeft ons echter eerst onze hedendaagsche ontwikkelings-
leer gegeven. De geologie heeft ons geleerd, hoe verschillend de
oorsprong is der eilanden en hunne bevolking. De meeste en
grootste zijn v a s t e l a n d s e i l a n d e n , die vroeger met het naburig
vasteland samenhingen en door verzakking van den zeebodem ervan
gescheiden werden; zoo Ceylon en de groote Soenda-eilanden; Java,
Sumatra, Borneo. Geheei anders zijn de Oc e a n i s c h e e i l a n d e n
(dikwijls ook „parasietische eilanden” genoemd); zij zijn onafhan-
kelijk van het dichtbij gelegen vasteland uit den zeebodem te
voorschijn gekomen, hetzij ten gevolge van vulkanische uitbar-
stingen (bijv. de Kanarische eilanden) of door den groei van
koraalstokken, of door de vereenigde werking van beide factoren
(zooals de meeste „koraaleilanden” der tropische zone). Als derde
groep kan men de onbeduidende Co r r e n t e n - of Zwem-eilanden
onderscheiden; zij hebben hun ontstaan te danken aan de correnten
of zeestroomingen, die vooral op vlakke en aan lagunen rijke
kusten zänd, modder, fijn. gewreven koraalsteen en dergelijken
vergären en aanspoelen.
Y o o rts is e c h te r de b i o l o g i s c h e S t u d i e d e r e i l a n d e n van
bijzonder belang gew o rd en voor de t h e o r i e d e r a f s t a m m i n g ;
de vele m e rkw a a rd ig e fe ite n , die de e ig e n a a rd ig e fa u n a en f lo ra d e r
e ilan d en en h u n n e b e trek k in g e n to t n a b u rig e e ilan d en en h e t v a s te lan
d ons o p lev e ren , zijn s le c h ts te v e rk lä re n door onze h ed en d a ag sch e
a fs tam m in g s le e r en de n a uw d a a rm e e v e rb o n d en m ig ra tie th e o rie ,
de le e r v an de v e rh u iz in g en v e rsp re id in g d er dier- en p lan ten -
so o rte n . C h a r l e s D a rw i n h ad d it voor h e t e e rs t duidelijk ingezien ;
in zijn opgang makend hoofdwerk „Over het ontstaan der soorten
door natuurkeus” (1859) zijn twee van de veertien hoofd-
stukken aan de geographische verbreiding gewijd. Op de omvattende,
geestrijke wijze, waarop de groote Engelsche natuuronderzoeker
duizenden feiten tot dön geheel samenvat en door eene eenvoudige,
gemeenschappelijke oorzaak weet te verklären, heeft hij hier de inge-
wikkelde verschijnselen der chorologie of „biologische geographie
en topographie” toegelicht. Al deze feiten laten zieh gemakkelijk
verklären door het aannemen van gemeenschappelijke afstamming
der soorten, hare uitbreiding door zwerven en ontstaan van
nieuwe vormen, door aanpassing aan de nieuwe voorwaarden van
bestaan in het nieuw betrokken gebied. Bijzonder belangrijk zijn
daarbij de natuurlijke grenzen, die aan het zwerven uit het eene
gebied in het andere gesteld zijn, en de afzondering of scheiding
op afgesloten gebied. Deze toestanden werden later door Moritz
W agner verklaard en daarop eenebijzondere „m i g r a t i e t h e o r i e ”
gebouwd. Dat deze laatste niet in tegenstelling tot het eigenlijke
„ d a rw i n i sme ” d. w. z. tot de „selectietheorie” Staat, maar eerder
als wezenlijk bestanddeel in het kader past, heb ik trachten te be-
wijzen in het veertiende hoofdstuk van mijne „Natürliche Schöpfungsgeschichte”.
Daar geen enkele tegenstander der afstammingstheorie
een anderen uitleg van de verschillende feiten der c h o r o l o g i e of
„verbreidingsleer” heeft kunnen geven, zoo zien wij in deze laatste
belangrijke „indirecte bewijzen” voor de waarheid der eerste.
Ter beantwoording dezer beteekenisvolle quaesties is geen enkel
deel der wereld zoo belangrijk als ons schoon I n s u l i n d e , het
uitgestrekte eilandengebied, welks oppervlakte meer dan twee
millioen Vierkante kilometer bedraagt, nagenoeg het vierdubbele
der oppervlakte van ons nieuw Duitsch ryk. Niet alleen in aantal
en grootte zijner eilanden, maar ook in rijkdom en verscheidenheid
der bevolking van menschen, dieren en planten, overtreft de
Indische Archipel verre alle andere eilandengebieden der aarde. Hij
heeft door zijne natuur voor onze moderne chorologie en de
daarop steunende afstammingstheorie eene zeer bijzpndere betee-
kenis gekregen en op vele natuuronderzoekers eene groote aan-
trekkingskracht uitgeoefend. Het waren de merkwaardige feiten