eerst doorkruiste! Toen als vroolijk gymnasiast in het opgewekte
gezelschap van mijn geliefden oom L o d ew i jk Mu l d e r , den bekenden
Hollandschen geschiedschrijver,. blijspeldichter en schilder; later in
het meest verschillende gezelschap en in de afwisselendste stemming.
Yooral begroet ik telkensweer, als ik er längs kom, den Wa r t b u r g
met stillen eerbied; hij is door een reeks van belangrijke gebeurte-
pissen en onverwachte ontmoetingen voor mij tot een „burcht
van ’t noodlot” geworden. Toen ik in 1882 op de vergadering van
natuuronderzoekers in Eisenach mijne voordracht over „dieNatur-
anschauung von D a r w in , Go e t h e und L am a k c k ” gehouden had,
ontspon zieh eene zeer merkwaardige discussie, die tot ’s avonds
laat op den Wartburg werd voortgezet. De oplossing van de „we r eld-
r a a d s e l e n ” door het monisme, werd reeds toen ijverigbesproken.
Te Heidelberg trof ik mijn ouden vriend Ge g e n b a u e , hoewel hij
onlangs zijn professoraat in de anatomie neergelegd had, nog in
het volle bezit van helderheid van geest, en bezig met de
voltooiing van zijn groot standaardleerboek over de „Vergleichende
Anatomie der Wirbelthiere” . Van Heidelberg begaf ik mij daarop
naar S t r a a t s b u r g , waar ik een dag bij mijn geliefden neef
Geo b g H a e c k e l doorbracht. Uit de nieuwe trotsche stad met hare
vele nieuwe straten, hare schitterende universiteitsgebouwen, kan
men het oude bochtige Straatsburg niet meer herkennen, dat toen
zpn naam in het lied „Du wunderschöne Stadt” waarlijk niet
verdiende.
Van Straatsburg maakte ik een uitstapje naar Parijs, met het
doel, om in vijf dagen een algemeen idee van de groote internationale
wereldtentoonstelling te krijgen. Over het algemeen ben ik
geen liefhebber van groote tentoonstellingen en behoud ook nooit
een blijvenden indruk van de tallooze interessante cultuurproducten,
die daar zijn opgestapeld. Toch moet ik in dit geval bekennen,
dat de ontzaglijke uitgestrektheid van het tentoonstellingsterrein,
de zeer geschikte en smaakvolle rangschikking van de massa
materiaal (ten minste in de meeste groepen) en de verbazingwek-
kende rijkdom van de moderne cultuurvoortbrengselen de wereld-
kermis zeer belangrijk maakten.
Bij het vluchtige overzicht zelfs, dat de körte tijd van mijn
oponthoud mij toeliet, kreeg ik eene levendige voorstelling van de
verbazingwekkende quantitatieve en quälitatieve hoogte, waarop
de moderne industrie en techniek aan het einde der 19de eeuw
zieh heeft weten te verhelfen. Dat daarbij het Duitsche rijk op
zulk eene waardige wijze werd vertegenwoordigd, strekt ons
Duitschers tot evenveel voldoening als de onpartjjdige erkenning,
die Duitsche kunst en njjverheid, Duitsche techniek en wetenschap
in vele afzonderlijke groepen gevonden hebben. De Duitsche voort-
brengselen der schilder- en beeldhouwkunst, der porseleinver-
vaardiging, der Chemie en physika, der land- en zeemachtuit-
rusting enz. blonken boven alles uit.
Mijn kort verblijf in Parijs werd werkelijk zeer veraangenaamd,
doordat ik er met twee mijner beste vrienden was, met Dr. P a u l
R o t t e n b u e g uit Glasgow, President van de Karner van Koophandel
aldaar, en met mijn neef professor H e in b ic h H a e c k e l , directeur
van het ziekenhuis Bethanien te Stettin.
Nadat wjj overdag ijverig de tentoonstelling bezichtigd hadden,
zorgde mijn innemende vriend P a u l , dat wij ’s avonds ons hart
konden ophalen aan de meest uitgelezen producten; eener fljne
Parjjsche keuken en daarna aan de geestige blijspelen van den
Parijschen schouwburg.
Van Parijs ging ik 80 Augustus naar Bazel, waar ik den vol-
genden dag gastvrijheid genoot bij mijn geachten vriend Dr. P a u l
von R it t e r , den edelen stichter van de „Paul von Ritter’schen
Stiftung für phylogenetische Zoölogie an der Universität Jena” .
Uit de opbrengsten van deze instelling, die sedert 1886 niet alleen
voor de zoologische Studie van groot nut zijn geweest, maar ook
de middelen voor talrijke wetenschappelijke reizen geleverd hebben,
zijn ook een deel van de onkosten voor deze dure reis naar Indie
bestreden; een ander deel ervan werd door den Bressa-prijs gedekt,
dien de Koninklijke Academie van Turijn mij in 1899 had toegekend.
De beide eerste dagen van September werd door de reis van
Bazel naar Genua in beslag genomen. De tocht door den Gotthard
was voor mij, afgezien nog van de talrijke grootsche en afwis-
selende tafereelen van dezen schoonsten der Alpensporen, ditmaal
daardoor. bjjzonder interessant, doordat het toeval op het gedeelte