van Plüelen naar Lugano, mij eene philosophische reisgezellin gaf in
den persoon van eene liefdezuster. Opmerkingen, die zij over de
zonderlinge structuur der berglagen aan de Axenstrasse maakte
en over het verschil in plantengroei aan beide zyden van den
Gotthard-pas, waren aanleiding tot een gesprek over de natuur-
lijke ontwikkeling dezer verschijnselen en hunne mechanische
oorzaken. De „directrice van het ziekenhuis in X” vertelde mij
toen verder, hoe zij tien jaa r geleden door de lezing van de
„Natürliche Schöpfungsgeschichte” van professor C. H. uit Jena
er toe gekomen was over deze en andere verschijnselen na te
denken; het gevolg was, dat langzamerhand bij haar de oude
voorstelling van eene „bovennatuurlijke schepping” plaats moest
maken voor de overtuiging van hare ontwikkeling uit natuurlyke
oorzaken. Toen wij in Lugano afscheid namen en elkaar onze
visitekaartjes gaven, was onze wederzjjdsche verbazing niet gering.
’s Morgens 3 September vernam ik in Gen u a bij de agentuur
der „Noordduitsche Lloyd” , dat de stoomboot „Oldenburg” ,
waarmee ik mijne reis naar Indiö zou aanvaarden, reeds in de
haven lag; ik haastte mij, om naar boord te roeien en daar de
mij toegewezen hut in oogenschouw te nemen — mijne aanstaande
woning voor de volgende vier en twintig dagen. Het was eene
wäre verrassing voor mij, toen ik eene der beste hutten van het
prächtige schip keurig netjes voor mij vond ingericht, bed en
waschtafel, Spiegel en raam waren prächtig met bloemen versierd;
met rozen en amaryllis, siergras en varens. Daar ik van jongs af
aan een groot bloemenvriend was en ook gebleven ben, deed mij
deze smaakvolle versiering bijzonder veel genoegen; ik had die
te danken a a n . de vriendelijke attentie van den scheepsdokter
Dr. S c h u b e b t , die levendig belang stelt in wetenschappeljjke
zoölogie, mijne speciale lievelingstudie, het leven en de ontwikkeling
der zeedieren; en daar hjj aan tafel mijn buurman was,
droeg zjjn vroolijk gezelschap niet weinig er toe bij, om die
zeereis gedurende drie weken aangenaam te maken.
De stoomboot „O l d e n b u r g ”, die mij in dien tijd van Genua
door de Middellandsche Zee, de Eoode Zee en den Indischen
Oceaan to t Singapoer zou 'voeren, behoort wel is waar niet to t de
grootste en mooiste schepen van de prächtige vloot der „Noordduitsche
Lloyd” , maar was mp door twee mijner collega’s
warm aanbevolen, door mijn vroegeren „Ritter Professor” W il l y
K ü k e n t h a l en door den Münchener botanicus Gie s e n h a g e n , die
beiden hunne reis naar Indiö daarmee gemaakt hadden. Den lof,
door deze beide natuuronderzoekers aan de „Oldenburg” , haar
uitstekenden kapitein P e a g e b en de oplettende bediening toege-
zwaaid, kan ik uit eigen ervaring niet anders dan bevestigen.
De machines van de „Oldenburg” , die 5000 registertonnen
inhoudt en dagelijks 330 zeemijlen aflegt, ontwikkelen 3200
paardenkracht en verslinden daarbij iederen dag 65 tonnen (1300 H.L.)
kolen. Daar eene ton kolen 65 mark ( = /3 9 ) kost, bedraagt de
dagelijksche uitgave aan verwarming der machines 1600 mark
( = / ’960). De comfort in het binnengedeelte van het schip is
inderdaad voortreffelijk en laat niets te wenschen over. Als ik nu
eens bedenk, hoe weinig geriefelijk de stoombooten veertig jaar
geleden nog waren ingericht en hoeveel de geduldige reiziger
toenmaals onder het noodzakelijk kwaad van iedere längere zeereis
te lijden had, dan moet ik alle hulde brengen aan den vooruitgang
in beschaving van het hedendaagsche stoombootverkeer. Dit betreft
wel bijzonder de onberispelijke zindelijkheid en .de vermijding van
onaangename geuren, die door de samenwerking van keukengeur,
machineuitwaseming, kabinettenlucht enz. ontstaan en die het
zeeziek worden nog meer in de hand werken dan de stampende
en rollende beweging van het schip. Op onze boot is overal voor
overvloedig water en waschgelegenheid gezorgd en vooral op de
plaatsen van den eersten rang. In een belangrijk opzicht krjjgt men
haast te veel van het goede, namelijk bij het eten en drinken —
inderdäad eene der gewichtigste bezigheden bij eene lange zeereis.
De zes maaltijden (drie groote en drie kleine), volgens regiement
van het schip, stellen zware eischen aan de maag; om eene bevre-
digende oplossing te verkrijgen (de noodzakelijke siesta inbegrepen)
heeft men bijna een derde va,n den ganschen dag noodig. Een
ander derde deel — minstens — heeft men noodig voor slapen, Dien-
tengevolge blijft er nog een derde deel over voor de overige levens-
functies, waarbij door lezen en werken slechts het kleinste deel