dezer „Ma l e i s c h e c h o r o l o g i e ”, die vier en twintig jaar geleden
den verdienstelijken Bngelschen natuuronderzoeker A l fe ed W a lla c e,
onafhankelijk van Da ew in , tot de belangrijke grondgedachte der
s e l e c t i e t h e o r i e brachten, en tevens tot de scheiding van den
oosteljjken Australisch-Maleischen van den westelijken Indo-Maleischen
Archipel, vroeger door niij besproken in de reisbrieven over
Sumatra (bldz. 207). In een afzonderlijk grooter werk over „Island
life heeft W a llace later (1880) de vele ingewikkelde Problemen
afdoende verklaard, die de geologische en chorologische verande-
ringen van dit wonderbare eilandengebied ons stellen 1).
Dat ik in mijne eenvoudige „Malayische Reisebriefe” dit gebied
kortweg „ I n s u l i n d e ” noemde, is meermalen afgekeurd, en een
criticus vond, dat ik dien naam „niet zeer smaakvol” had uit-
gedacht. Dit verwijt treft mij daarom niet, omdat die körte en ge-
makkeljjke aanduiding voor den Oostindischen of Maleischen Archipel
niet van mij afkomstig is, maar sedert veertig jaa r daar zelf in
gebruik is. Yele hotels in grootere steden van Java en Sumatra
dragen den naam „Insulinde” , en in veel Hollandsch proza en
poezie wordt deze naam ook gebezigd. Daarentegen heeft de later,
in plaats daarvan voorgestelde aanduiding „ I n d o n e s i e ” geen
opgang gemaakt. De uitvinder van den naam „Insulinde” is de
bekende Hollandsche schrijver en politicus E duaed Douwes De k k e b ,
die in 1860 onder het pseudoniem Mu l ta tu l i den beroemden
tendenzroman „Max Havelaar” uitgaf. Deze merkwaardige roman
bevat eene zeer levendige schildering der Javaansche toestanden,
waarmee Dekker als regeeringsambtenaar (het laatst assistentresident
van Lebak) in de jairen 1840—1857 grondig kennis maakte.
De onthullingen, die hij daarin over het leven der onderdrukte
inboorlingen in dit paradijs der tropen deed, over de wreede
tirannie der Indische vorsten en de zelfzuchtige inhaligheid der
met hen verbonden Hollandsche kooplieden, brachten een dergelijk
opzien teweeg als in Noord-Amerika acht jaa r vroeger de beroemde
roman van H a b e ie t Be e c h e e -St ow e : „De hut van Oom Tom” .
*) Vergel(jk de reeds meermalen aangehaalde reizen van S em o n , K ü k en th a l ,
Max W e b e e e. a.
Gelijk dit laatste boek veel tot opheffing der slavernij bijdroeg,
zoo bevorderde ook „Max H a v e l a a r ” de wegneming van grove
fouten in de regeering der Indische koloniem Overigens was Multatuli
te zeer i d e a l i s t om door zijne latere geschritten belangrijke,
practische gevolgen te bereiken; zijne latere ongelukkige levens-
omstandigheden (vooral de merkwaardige betrekking to t zijne twee
vrouwen) zijn echter wel in staat, innige deelneming op te wekken
met den opofferenden altruist. Behalve verschillende Hollandsche
biographieèn daarover (van Yosmaer e. a.) verscheen in 1899 ook
eene Duitsche van Spohr.
Gedurende mijn verblijf van vijf maanden in Insulinde was er
dikwijls van Multatuli sprake, en de belangrijke, nieuwe her-
vormingen van het Nederlandsche koloniale regeeringssysteem,
waartoe hij dikwijls aanleiding gaf, werden zeer gewaardeerd.
Op de politieke en nationaal-economische toestanden hier nader in
te gaan, wil ik daarom reeds nalaten, omdat mijn waarde, jongere
collega, professor Gü ntheb Anton, uit Jena, die te gelijk met mij
op Java en Sumatra reisde, tegenwoordig bezig is met het samenstellen
van een speciaal werk daarover.
Dat het tegenwoordige H o l l a n d s c h e r e g e e r i n g s s y s t e e m
in Insulinde, over het algemeen beschouwd, voortreffelijk is, en
dat het in vele opzichten aan alle andere koloniale regeeringen,
vooral aan de Engelsche en Duitsche, tot voorbeeld kan strekken,
daarover zijn W allace en de meeste latere reizigers het eens. Het
beste bewijs daarvoor is de bloeiende toestand van Java zelf, van
zijne rijkste en belangrijkste kolonie. De bevolking van het eiland
is in de negentiende eeuw verachtvoudigd, van 3 millioen
tot meer dan 24 millioen gestegen. De inlandsche bevolking
verheugt zieh te midden der overheerlijke natuur in een alge-
meenen welstand en in het grootste geluk, t e v r e d e n h e i d . Op
twee punten zou ik gaarne de aandacht willen vestigen, omdat
wij die in onze nieuwe Duitsche koloniön — tot ons groot nadeel —
over het hoofd zien; ten eerste, dat men de inboorlingen, groöten-
deels Maleiers, zoo mogelijk onaangetast laat in hunne nationale
gewoonten en zeden, en ten tweede, dat men ze verschoond
laat van de gewelddadige pogingen tot bekeering door de zending.