’s Morgens vroeg 21 September ankerde ons schip in de haven
van Colombo, waar weer kolen ingenomen moesten worden. Verge-
zeld door andere passagiers, zetten wij nog vöör zonsondergang
te Ceylon voet aan wal. De indrukken, die ik negen jaren geleden,
na een verblijf van vier maanden aldaar onder de meest günstige
omstandigheden had opgedaan, heb ik in mijne „Indische Reise-
briefe” beschreven'). Ik had niet durven hopen, Ceylon nog eens
weer te zien en zelfs de „wonderen van het verre Oosten” , die
nog verder afgelegen zijn, tot Java en Sumatra toe te leeren kennen.
En nu wilde het toeval, dat ik die heerlijke herinneringen
nog eens kon opfrisschen.
De zes uren, die wij daar stil waren, werden aan het uitstapje
besteed naar Mount Lavinia en Yictoriapark. Met drie reisgezellen
reden wij twee uren lang in een wagen met den paard op den
schoonen straatweg, die van Colombo längs de westkust van het
eiland zuidwaarts naar Point de G-alle voert — eene aaneenge-
schakelde rij villa’s van Europeanen en schilderachtige hutten van
Dit laatste berichten ook Arabische schrijrers (zie Gildemeister, Script. Ar. de
rebus Indicis, p. 36). De namen zijn verbasterd nit de Sanskritwoorden Malaja-
dwipa (Malabar-eilanden) en Lakshadwipa (eigenlijk 100.000 eilanden). Hoewel de
bewoners der Malediven voorgeven den Islam te belijden, geven zij jaarlijks een
schip, met bloemen en reukwerken beladen, aan de winden en de golven prijs,
als een offer aan den geest der winden; ook aan den koning der zee wordt dikwijls
een dergelijk offer gebracht (dit geschiedde althans nog een 50 jaar geleden). In
hunne kleine booten zeilen de inboorlingen van eiland tot eiland en ruilen hunne
producten wederzijds uit; want zij hebben wevers, smeden, goudsmeden, potten-
bakkers en andere handwerkslieden en zijn bedrijvige handelaars, die naardemon-
dingen van den Ganges, ja vroeger zelfs tot Atjeh in hunne kleine hooten voeren;
zjj zijn vreedzaam en gastvrij en een bewijs van den betrekkelijk vrij hoogen graad
van beschaving, dien zij bereikt hebben, is het feit, dat zij een eigen letterschrift
bezitten, dat volgens Prinsep uit Arabische cijfers samengesteld is (As. Journal of
B. V, 794). Uit het vollediger alphabet, dat Christopher mededeelt (Journal of the
Royal As. Soc. VI, 42), blijkt echter, dat vele consonanten haar ontstaan te danken
hebben aan een Dekhaanseh alphabet; ook de Indische linguale consonanten zijn
aanwezig; de Arabische en Perzische consonanten dienen slechts tot aanvul-
ling. Het bovenstaande is ontleend aan Lassen’s Indische Alterthumskunde, I ,
p. 205-—206. [Noot van den vertalcr.]
‘) Indische Reisebriefe. Dritte Auflage, mit zwanzig Illustrationen nach Pboto-
graramen und Original-Aquarellen. Berlin, Paetel. 1893.
inboorlingen, die door bloementuinen omgeven waren. De bruine
gestalten der Singhaieesche families; voor hare open hutten, de
zwarte Tamilen, die met het verbeteren van den weg bezig waren
of als koetsiers de zeboe-ossen voor karren menden, gaven allen
eene levendige stoffeering aan het karakteristieke der Ceylon-
dorpen, waarin ik mij zoo dikwijls verheugd had.
Mount Lavinia is een elegant badhotel, dat vrij op eene vooruit-
stekende rots aan de kust een paar uur ten zuiden van Colombo
gelegen is; door een Duitschen hotelhouder van het noodige voor-
zien, wordt het [door Europeesche families veel bezocht en ook
als badplaats gebruikt. Na daar ontbeten te hebben, reden wij
terug door het Victoria-park, een openbaren tuin met schoone
tropische struikgewassen en boomgroepen, kleine vijvers en kaneel-
aanplantingen. Den körten tijd, dien ik voor het zuidelijk stads-
gedeelte van Colombo nog over had, bracht mij tot de overtuiging,
dat hier in de inmiddels verstreken jaren veel veranderd was;
nieuwe sierlijke straten zijn er ontstaan,- deels met hooge Europeesche
huizen, waar talrijke djinrikschas doorheen reden, een
middel van vervoer, dat ik spoedig daarna in Singapoer dagelijks
gebruikte, maar toen ter tjjd nog niet kende. Uit vriendeiijke
brieven van reizigers, die na mij het hoogland van Ceylon bezocht
hadden, wist ik reeds, dat de spoor tot hoog in het gebergte was
doorgedrongen; groote afstanden, die ik met een koelie door de
eenzame bergwouden afgelegd had, zijn nu bebouwd en' met thee-
plantages bedekt. Spoedig zal er van de oorspronkelijke natuur-
schoonheden niet veel meer over zijn.
Van Colombo kwamen wij na vier dagen op het eiland P i n a n g ,
een belangrijk centrum voer den Engelschen handel, gelegen op
5° noorderbreedte aan de westkust van het Maleische schiereiland.
Den geheelen middag van 21 September hielden wij de zuidwest-
kust van Ceylon met de mij zoo goed bekende kustplaatsen: Cal-
tura en Point de G-alle, Belligemma en Mathoera in het gezicht.
Deze heerlijke, door palmwouden omgeven plaatsen zijn onlangs
door een spoorweg verbonden. ’s Avonds voeren wij längs de
zuidpunt van het eiland, om daarna onzen meer zuidelijken koers
in een oostelijken te doen overgaan.