Scylla en Charybdis door, längs bet schoone Me s s i n a en zijne
beroemde vischmarkt, het eldorado der zoölogen, die zieh met de
Studie der' zeedieren bezighouden. Aan beide oevers der schoone
stra a t, die op een blauwen .stroom gelijkt, doemden rijen van Witte
dorpen en stadjes op, waarboven schilderachtige hooge bergketenen
uitsteken; links de Aspromonte van Reggio in Calabrié, rechts de
trotsche Etna, welks top ik in October 1859 van Catania uit bestegen
had. Langzamerhand verdwenen de oevers der breeder wor-
dende zeeengte uit het gezicht; mijne gedachten vertoefden bij de
bonte scharen van pelagische glasdieren, radiolariön en sagitten,
medusen en siphonophoren, pteropoden-en heteropoden, die ik bjj
.mijn driemaal herhaald bezoek aan Messina uit den onuitputtelijken -
rijken schoot van zijne beroemde zeestrooming verkregen had.
Yrijdag, 7 September, was de eerste dag, dat ik alleen water
en lucht zag. De blauwe Middellandsche Zee deed zieh bij helderen
zonneschijn en een koel briesje op zijn günstigst voor. De zons-
ondergang bood eene tooverachtige mengeling van kleurschakeerin-
gen die zieh in den helderen stroom gebroken weerspiegelden;, eh
’savonds steeg aan de heldere sterrenlucht de zilveren maanschijf
op en goot haar zachten glans over de schitterende watervlakte
uit. Een feestdag vol stille wijding en betooverende „Meeresemsamkeit*
* •
Zondag, 9 September, kregen wij ’s morgens vroeg de Afrikaansche
kust in het gezicht en tegen den middag legden wij voor Por t -
S a i d aan. Daar ons schip hier veel kolen in moest laden - voor de
geheele reis tot Ceylon — maakten wij van de gelegenheid gebrui ,
om vier uren aan land door te brengen. Ik vond het Europeesche
deel van Port-Said nog evenzoo als voor 19 ja a r: smerige straten
vol Winkels, waarin alle mogelijke luxevoorwerpen der hedendaagsche
overbeschaving te koop worden aangeboden, practische en onpracti-
sche handelsartikelen, uit drie werelddeelen, photographieön der
schoonste en der bedenkelijkste typen - daarbij hunne levende
origineelen uit de meest verschillende klassen en rassen der maat-
schappij; evenzoo restauraties en herbergen, café-chantante en tmgel-
tangels van allerlei soort, terwijl daarentegen het Arabische ’dorp,
dat zieh ten zuiden van de stad Port-Said uitstrekt, ditmaal met
de origineele tooneelen van het Arabische bedouinenleven vertoonde,
wáarmee ik mij vroeger vermaakt had.
De reis door het Suezkanaal (waarvoor onze boot liefst 36.000
mark (f 2160) tolgeld moest betalen) duurde achttien uren. De
oevers der groote meren zijn met ontzaglijke scharen water-
vogols, flamingo’s en pelikanen, reigers en steltloopers bedekt, die
door hunne groote massa op een wit lint gelijken, dat de bruine
oevers omzoomt. De kleurschakeering van het oeverzand, van de
heuvels der woestijn en van de wolken en de weerspiegeling in
het water gaf ons tot menig gesprek aanleiding.
Het körte oponthoud te Sue z, op 10 September’s morgens, stond
ons niet toe aan land te gaan. In de haven lag een niéuw, groot
Japansch oorlogsschip met zes draaibare pantsertorens; het kwam
uit Londen en zette koers naar het land der opgaande zon, om
■ in de Chineesche onlusten een krachtig woord mee te spreken.
De reis van Suez naar Ceylon duurde twaalf dagen, steeds door
het lie.erlijkste Septemberweer begunstigd, altijd eene heldere lucht
en kalme zee. De eerste dag der vaart door de: golf van Süez
deed mij aan mijn bezoek der koraalbanken vaü Teer (1873)'
denken, dat ik in mijn, boek „Arabische Korallen” beschreven heb.
Evenals toen ter tijd schitterden de hooge bergketenen aan beide
oevers van de golf in de levendigste kleuren en meest trotsche
vormen; rechts aan den we’stkant op den Egyptischen oever, -de
wilde Djebel Attaka, dien E e n s t K ö b n e e zoo natuurgetrouw en
schoon afgebeeld heeft, links aan den oostkant de lange keten van
het Sinaigebergte mét zijn'e velé toppen en voorbergen. De avondzon
goot over dit grootsche,-woeste en dorre rotsgebergte hare gloeiende
stralen ui t ; ,hare schaduwen teekenden zieh lichtblauw af.
De Roo d e Zee handhaafde in de vier dagen van onzen doorvaart
weer den siechten näam, die van haar uitgaat, van ondraaglijk warm
te zijn. De temperatuur in de schaduw bedroeg gedurende het groot-
ste deel van den dag tusschen 30 en 35° C. (24—28° R.) en doordat
de zwoele lucht bijna met waterdamp verzadigd was, was de wärmte
nog dubbel drukkend; er woei ons zelfs geen koel briesje tegen,
maar wij hadden alleen een zwakken noordenwind in den rüg. De
zwarte rookwolk steeg dan ook loodrecht uit, den schoorsteen in de