gesproken heb. Toen, aan het einde van den hier heersehenden
-regentijd, prijkte de geheele plantenwereld met het heerlijkste groen;
nu, ten gevolge der lange droogte, waren de grasvelden geel en
vele planten verdord; de koele, schaduwrijke kloof met den waterval
scheen mij nu des te aantrekkelijker, Een groot aantal prächtig
bloeiende orchideeSn verschafte mij bijzonder veel genot. Tegen
den avond maakte ik nog
met mijn uitstekenden
collega Anton uit Jena
en zijne vrouw, die even-
als ik op de terugreis
waren en steeds aange-
naam gezelschap voor mij
bleven, een zeer gezellig
tochtje in de djinrikscha
door het belangrijkste deel
der stad Pinang. De drie
gestaarte Chineesche koe-
lies, die ons in flinken
draf door de drukke
straten reden, trachtten
Fig. 76. Eene d i a t o m e e van het equatoriale
planton (;u:tilioptyelia heliopelta). De kiezelschaal, die 0]]<(TLÜX' in h e t lOOpen te
het eencellige plasmalichaam insluit, heeft den vorm
eener eirkelronde doos met deksel. Sterk vergroot. OVertreffeD.
Wij reden de fraaie villa
voorbij, waar ik op de heenreis in September den heer Max
Hetjszy bezocht had. Toen ik mijn bezoek wilde herhalen, vernam
ik to t mijn groot leedwezen, dat deze vriendelijke, jonge man aan
dysenterie overleden was.
Den 13den Maart ’s morgens vroeg liep de verwachte stoomboot
van den Noordduitschen Lloyd de haven van Pinang binnen en
vervolgde hare reis reeds ’s morgens om 10 uren. Het was het
nieuwe prachtschip „Ki a u t s c h o u ”, in opdracht van de Hamburg-
Amerika-lijn gebouwd en eerst drie maanden geleden van Stapel
geloopen; het kwam juist van zijne eerste reis naar Oost-Azie
terug, die het met Kerstmis 1900 begonnen was en met schitterend
gevolg had ten einde gebracht. De geweldige kolossus, dubbel zoo
groot als de „Ol d e n b u r g ” , waarop ik de heenreis naar Indiö
maakte, overtrof in alle opzichten verre alle andere in de haven
van Pinang ankerende booten en wekte de verbazing der talrijke
bezoekers, die in den körten tijd van oponthoud aan boord
kwamen. Alles, wat ik in mijn eersten Maleischen reisbrief over
de mooie en hoogst. doelmatige inrichting der „Oldenburg” aan mijne
lezers verteld heb, is nog meer van toepassing op dit oceaanmonster.
De inhoud der „Kiautschou” bedraagt 10,000 registertonnen, de
dagelijksche snelheid 880 340 zeemijlen; bijna 6000 paardekracht
is daarbij werkzaam. De bemanning bedraagt over de 200.
Het zwemmende paleis der „Kiautschou” is in drie deelen ver-
deeld, waarvan het midden eerste-klasse-, het achterste deel
tweede-klasse- en het voorste deel derde-klasse-passagiers opneemt;
over de 2000 menschen kunnen er plaats vinden. Het midden-
stuk is zes verdiepingen hoog: bovenop een „zonnedek”, waarop
vooräan de kapitein en de scheepsofficieren hunne woningen
en werkplaatsen hebbenj daaronder twee. „wandeldekken” -met
bedekte breede gälerp (boven en beneden); dan volgt verder
naar beneden het „bovendek”, daarop het „onderdek”, geheel
beneden eindelijk het diepe ruim tot berging van kolen, voor-
raad enz. In het voorste deel van het bovenwandeldek bevindt
zieh een ruim muziek- en leessalon, daaronder (in het beneden-
wandeldek) eene prächtige eetzaal, die de geheele breedte
van het schip beslaat. De talrijke hutten zijn uiterst gemakkelijk
ingericht en van alle denkbare luxe voorzien. In iedere hut is een
bijzondere electrische waaier aangebracht, een kleine windmolen,
welks vleugels, door electriciteit bewogen, pijlsnel omdraaien en
gelijk eene miniatuur-poenka frissche lucht verschaffen. De electrische
lampen zijn in alle deelen van het schip, vooral in de salons,
in zulk een grooten getale aangebracht, dat het kolossale drijvende
hotel ’s avonds een tooverachtigen glans verspreidt.
Het spreekt wel vanzelf, dat verpleging en bediening op de
„Kiautschou” niet voor de uitstekende, vroeger beschreven toe-
standen der „ Oldenburg” behoeven onder te doen. Ook de meest
verwende reiziger, die in de groote hotels van den eersten rang
öp het vasteland gewoon is de hoogste eischen te stellen, vindt
I n SULTNDE. jq