Fig. 73. E i 1 a n d. L i n g g a,; in de Straat van Malakka.
TIENDE HOOFDSTUK.
Van Suma t ra naar Jena.
p geen mijner vele zeereizen heb ik mij zoozeer in het
bijzondere karakter der eilandenvormingen verdiept, mij
zoo verheugd over het reine e i l a n d e n g e n o t als op deze, mijne
laatste reis. „Wat men in de jeugd wenscht, heeft men, als men
oud is, volop!” Dit woord van Go e t h e kwam mij weer op deze
Indische reis dikwijls voor den geest, toen ik honderden grootere
en kleinere eilanden aan boord van het schip mij voorbij zag
glijden, toen ik op twee der grootste en schoonste eilanden der
aarde, op Java en Sumatra, hunne grootsche, vulkanische natuur,
hun rijk, tropisch dieren- en plantenleven, hunne oorspronkelijke
menschenrassen bestudeeren kon.
Als achtjarig knaapje was geen boek mij dierbaarder dan
„Robinson Crusoe” , en in vele droomen mijner jeugd speelde het
eenzame natuurleven op een verwijderd eiland eene hoofdrol. In
den herfst van 1854 bracht ik als twintigjarig student vöor de
eerste maal op Helgoland eene maand op een eiland door; onder
leiding van mijn grooten leermeester J o h a n n e s Mü l l e r iüaakte ik daar
kennis met de wonderbare dieren- en plantenwereld, wier onder-
zoek later mijne lievelingsstudie werd. Deze neiging werd nog
zeer versterkt, toen ik vijf jaar later een geheel ja a r in Italiö
doorbracht en op Capri en Ischia, maar vooral op Sicilie de eigen-
aardige bekoring der natuur op de eilanden der Middellandsche
Zee grondiger bestudeeren kon. De daar verkregen rijke oogst van
natuurkennis was voor mij aanleiding, om later nog vele andere
eilandenreizen, zoowel in de oostelijke als in de westelijke Middellandsche
Zee, te maken. Den winter van 1866 op 1867 bracht ikop
de Kanarische eilanden door en ik leerde op Madeira en Teneriffe,
op Gran Canaria en Lanzerote weer eene geheel andere soort Van
vulkanischen archipel kennen. Toen nu eindelijk in 1881 de stoutste
wenschen uit mijne jeugd werkelijkheid werden en ik de vurig
verlangde reis naar de tropen kon ten uitvoer brengen, meende
ik op het heerlijke eiland Ceylon niet alleen de rijkste ontsluiting
van het organische leven, maar ook de aantrekkelijkste eilanden-
vorming gevonden te hebben.
Nu, op de terugreis van Insulinde naar Jena, kwamen mp al
deze vroegere indrukken weer levendig voor den geest en brachten
mij er als vanzelf toe, deze met de later verkregen voörstellingen
van het laatste half jaar te vergelijken. En het werd mij duidelijk,
dat deze laatste wederom mijne natuurkennis en mijn natuurgenot
zeer verrijkten. Ceylon is weliswaar in menig opzicht nog interessanter
en rijker dan Java en Sumatra, maar in andere opzichten
overtreffen deze twee laatste eilanden weer verre het eerste.
Eene nauwkeurige vergelijking zoowel uit het oogpunt der kunst