eenen boom naar den anderen, dat zlj wel door de lucht schenen
te vliegeß. Eenige minuten later, to'en zij uit ’t gezicht waren,
hoorde ik een jammerlijk geschreeuw, juist zoo, alsof een kleine
hond erg geslagen werd. Wellicht strafte eene moeder-oa h a a rsto u t
k ind; misschien ook werd echter een der arme dieren door een
panter aangevallen of door de sluwe kleine, wilde kat (felis minuta),
die in de oerwouden van Java niet zeldzaam is en voortreffelijk
op boomen klimt en springt.
De t a a l dezer mensch-apen is wel is waar niet rijk aan
verschillende klanken; deze worden echter met zööveel uit-
drukking gemoduleerd, zöö verschillend in toonhoogte, sterkte
en aantal der maatherhaling gebruikt, bovendien nog door verschillende
handbewegingen en gebarenspei zöö duidelijk ver-
klaard, dat iemand, die hen langer kent, daaruit zeer bepaalde
gevolgtrekkingen hunner voorstellingen, wenschen en gevoelens
maken kan. Zoo sprak ook mijn zachte huisgenoot zijn gewonen
klank oa zöö verschillend uit, dat ik er een aantal verschillende
voorstellingen en gemoedsstemmingen uit opmaken kon. Als hij
zieh bijzonder behaaglijk voelde in de armen van zijne Maleische
vriendin, klonk het zachte oa bijna als het tevreden spinnen van
eene kat. Als hij voor pleizier gymnastiek maakte en ver van den
eenen boomtak naar den anderen sprong, klonk het oa juichend;
als hij naar voedsel verlangde, gebiedend; als vreemde bezoekers
kwamen, wantrouwend vragend. Ja, mijn oa hield zelfs in stille
uurtjes, boven op zijne kist zittend, zachtjes gesprekken met zieh
zelf, terwijl hjj van tijd tot tijd nu eens een keer, dan twee- of
driemaal achter elkaar een züchtend oa liet hooren. Misschien
stemde het harde lot zijner gevangenschap hem droevig, of dacht
hij klagend over de wreedheid en dwaasheid zijner meer voorname
neven na, de vertrouwde bruine inboörlingen en de griezelig witte
Europeanen.
Evenals in het leven der menschen speelt ook in dat hunner
primatenneven het eten en drinken eene hoofdrol. De oa dronk
behalve melk en cacao ook gaarne zoeten wijn en werd daardoor
even vroolijk als dit sedert Noach’s voorbeeld bij ons mensehen-
kinderen het geval pleegt te zijn. Beker en kopjes, waarin ik
hem den drank gaf, hield hij handig met zijne beide handen vast
en dronk er uit als een kind. Soms ook stopte hij zijne hand in
het vocht en likte dit dan van zijne vingers af. Onze gibbon was
Fig. 71. Oa-gibb o n (hylobates leuciscus), op een boom gezeten.
waarschijnlijk door zijn vroegeren eigenaar er aan gewend, om
aan tafel het meeste met zijn heer te deelen. Evenals de inboorlingen
voedde hij zieh voornamelijk met gekookte rijst en vruchten, waarbij