66 ZOOLOGISCH LABORATORIUM TE BUITENZORG.
speciaal z o o l o g i s c h l a b o r a t o r i um naast de botanischegebou-
wen opgericht wordt. Dit grootsche, nu in aanbouw zijnde lokaal zal
nog voor het einde van dit jaa r voor de reizende zoölogen van
Europa geopend worden; als ik een jaar later gekomen was, had
ik het mee kunnen inwijden. Het zal vooreerst drie werkplaatsen
voor allerlei zoologische onderzoekingen bevatten, vöorts een
museum, waarin de inheemsche dieren van Java v.erzameld zijn,
en wel bij voorkeur die vormen, welke voor de plantenwereld
direct en indirect beteekenis hebben. In de eerste plaats zal
däarbij nätuurlijk de vormenrijke klasse der i n s e c t e n komen, wier
honderdduizenden soorten grootendeels in bepaalde betrekkingen tot
bepaalde planten staan. Als men bedenkt, dat reeds in Europa nauw-
gezette kennis van nuttige en schadelijke insecten’ Voor landbouw
en boschcultuur van het hoogste belang is, dän moet dit nätuurlijk in
dubbele mate het geval zijn hier op Java, waar de verbazingwekkende
teelkracht der tropische zon onder de weelderigste omstandigheden
van het klimaat zoowel in de dieren- als in de plantenwereld de
hoogste eischen van het organische leven" tot oplossing brengt.
Met het groote aäntal merkwaardige dieren, dat de Plantentuin van
Buitenzorg (afgezien nog van gewichtige bionomische betrekkingen)
den z o ö l o g e n oplevert, hebben overige'ns reeds sedert vele jaren
Europeesche natuuronderzoekers, die verscheidene maanden daar
werkten, hun vöordeel gedäan. Zoo heeft bij voqrbeeld professor
L u d w ig von Gr a f f (uit Graz) hier het rijke materiaal voor zijne groote
monographie der landplanariön verzameld. Van mijne eigen leer-
lingen hebben hier professor R ic h a r d S emon en W . K ü k e n t h a l
gewerkt. Professor Ma x W e b e r uit Amsterdam heeft hier twee
jaar geleden met zijne vrouw A n n a W e b e r v a n B osse de voörbsg-
reidselen tot de Siboga-expeditie getroffen, die het onderzoek 'naar
de fauna van den geheelen Indischen Archipel gedurende eene lange
reis van 12000 zeemijlen (een heel ja ar : lang) ten döel had.
Professor E m il S e l e n k a (uit München),’ die met zijne vrouw twee
groote reizen door Insulinde ten uitvoer brächt en deze in zijne
„Sonnige Welten” op aantrekkelijke wijze beschrijft, heeft eveneens
in Buitenzorg zoowel als op Sumatra en Borneo belangrijk materiaal
voor zjjno embryologische onderzoekingen verkregen. Bovendien
DE PARAbUS-TUIN VAN INSULINDE. 67
hebben ook nog verscheidene andere zoölogen uit Holland, Rusland,
Duitschland, Oostenrijk, Engeland enz. reeds een aanvang gemäakt
met een nader onderzoek der rijke'fauna van Buitenzorg.
Daar het nieuwe zoologische laboratorium nog niet klaär is, had
professor T r e u b mij eene bijzonder ruime werkkamei laten inrich-
ten in dat gedeelte der groote: botanische instelling, da t voor
studie der plantenziekten (phytopäthologie) bestemd was. Reeds
in het - afgelöopen voorjaar, ' toen ik het plan voor mijne reis
naär Java gemaakt eü aan Dr. T r e u b medegedeeld had, noodigde
deze mij op de vriendelijkste wijze uit, om gedurende mjjn ver-
blijf te Buitenzorg bij hem in den tuin te lögeeren en gedurehde
längeren tijd .naar believen het/laboratorium te gebruiken. Naar
alles wat ik er van gehoord en gelezen had — speciaal op grönd
der belangrijke mededeelingen van mijn vriend en collega Dr. E r n s t
S t a h l , professor in de botanie te Jena — had ik mij zeer veel
van een verbljjf aldaar voorgesteld.
Na een paar maanden daäf doörgebracht te hebben', moest ik
bekennen, dat mijne hoog gespannen verwachtingeh in alle opzichten
niet alleen vervuld, maar overtroffen waren. Reeds den eersten
morgen na m-ijne aankomst, toen ik 16 October om 6 uren bij
prächtigen zonneschijn met-professor T r e u b den eersten rondgang
door het fraaiste: deel Van den tuin deed, kreeg ik een over-
weldigendeh in d fu k ,'a lso f — zoo ergens op aarde — hier in
Buitenzorg, de „tuin uit het Paradijs” in werkelijkheid te aan-
schouwen is. Alles, wat wjj sedert onze vroegste jeugd in onze
kinderlijke phantasie ons als „paradijs” vöorstellen, is hier in den
„Hortus Bogoriensis” ( Bogor is de inlandsche naam v an d ep la ä ts
Buitenzorg) tot werkelijkheid geworden: een prächtige tuin met de
krachtigste boomen en de schoonste bloemen, de kostelijkste vruchteü
en de heerlijkste woudpartijen — door vele mischende beekjeä door-
stroomd, versierd met bekoorlijke vijvers, waarop lotussen drijven p
en even rijk aan schitterende zonnige pläatsen als aan geheime
schaduwrjjke wegen, door een net van de gemakkelijkste rij- en
wandelwegen doorkruist, met onvergelijkelijk schoone kjjkjes op
de weelderige vruchtbare vlakten van West-Java en de trötsche
vulkaankegels, die zieh in het Zuiden daarboven verheffen — en