TAAL VAN DEN MENSCH-AAP. 261
zijne vriendin wilde scheiden; hij werd dan reeds driftig en boos,
als ik het voorwerp zyner neiging slechts naderde en mij hield,
älsof ik haar wilde aanraken. Mijn vriend T e e ü b vermaakte dit
zieh telkens herhalende drama der ijverzucht zeer.
Als de beide kleine, stamverwante primaten met elkaar speelden,
was de gelijkheid in den vorm hunner bewegingen dikwijls ver-
rassend groot. Yooral gebruikte het kleine inlandsche kind bi] het
grijpen en worstelen zijne ledematen juist zoo als zijn neef aap;
b e i d e n konden met hetzelfde rech't door physiologen als vier -
h a n d i g e n worden beschouwd, door morphologen als twee-
h a n d i g e n . De teenen der voeten zijn bij de inboorlingen, evenals
by andere lagere menschenrassen, die steeds barrevoets loopen,
veel beweeglijker en vrijer dan bij ons beschaafde menschen met
laarzen aan; zlj worden by het werk met dezelfde handigheid
gebruikt als de vingers (verg. flg. 66, bldz. 251). H u x ley wees
daarop reeds in zijne beroemde verhandeling over „De plaats van
den Mensch in de Natuur.” (1866).
De oa werd ook zeer toornig, wanneer ik hem eene bijzondere
lekkernij voorhield, zonder dat hij die grijpen kon; hy schreeuwde
dan als een ondeugend kind zoo lang, tot ik hem het gewenschte
gaf. De klanken, die hij bij zulke aandoeningen van toorn en
ergernis uitstootte, bestonden uit een schel, dikwyls herhaald
„hoeih — hoeih 'yij) hoeih — hoeih!” Zij verschilden totaal van
het gewone „oa — oa —• oa” , dat hij op verschillenden toon en
sterkte als niting van verschillende gemoedsbewegingen gebruikte.
Dikwijls werden ook beide klanken zoodanig gecombineerd, dat
eerst vier- tot zesmaal „oa — oa” en dan even dikwyls „hoeih —
hoeih” geroepen werd. Dan werden meestal de eerste lettergrepen
zeer hard en schel geroepen, terwijl de laatste altijd flau wer
werden en wel eene octaaf daalden. Een derden klank, een schellen
kreet, stiet de oa uit, als hij plotseling schrikte, wat bij voorbeeld
eens gebeurde, toen ik aanstalten maakte, hem in de beek, die
längs den tuin vloeit, te werpen. Ik hoorde eens deze kreten bij
de watervallen van Tjibeureum, by het oplettend gadeslaan van
verscheidene oa’s, boven in de kruinen der hooge boomen klauterend;
zij maakten daarby zulke ongelooflyk groote sprongen van den