Sinds duizend ja a r zijn de Javaner» gewoon, den rjjstbouw door
middel van. een eigenaardig, hoogst doelmatig terrassensysteem
uit te oefenen. Daar het rijstgras (oryza) eene tropische moeras-
plant is, vindt het in de bijzondere verhoudingen van het klimaat
van Java den günstigst denkbaren toestand voor productieve ont-
wikkeling. Dagelijks verzamelen de ontelbare toppen der geweldige
vulkaanketen de waterdampen, die de Indische Oceaan onder den
invloed der gloeiende tropische zon verdampt; dagelijks ontlasten
de aldus ontstane uitgebreide wolkenscharen haar vruchtbaar
makend water in hevigen onweersregen. Op het min of meer
heuvelachtig terrein vergaart het wegvloeiende regen water steeds
groote hoeveelheden humus uit de bergwouden en mineraalzouten
uit den vulkanischen bodem. De overvloed van water wordt nu door
de Javanen over de uitgestrekte vlakten der rijstvelden daardoor
zooveel mogelijk verspreid, doordat deze in vele horizontale, boven
elkaar gelegen terrassen verdeeld zijn. In de dämmen, die hen
scheiden, zijn kleine openingen of sluizen aangebracht, waardoor
het water van elk terras in het daaronder gelegene afvloeit. Tal-
rijke, meest parallelle, schuine dämmen, loodrecht op de dämmen
in de lengte staand, deelen de groote, met water bedekte vlakten
in kleinere velden. Het hekwerk, dat zoodoende ontstaat, geeft
het rijstlandschap zijn eigenaardig karakter. De bruine dämmen —
de stijlen van het hek — steken scherp af tegen de spiegelende
watervlakte of het lichtgroene grastapijt, dat daaruit groeit. De
kleur van dit fluweelen tap ijt, verderaf gezien meer smaragd groen,
dichtbij vroolijk geelgroen, vormt een fraai contrast met den ver-
schillend gevormden donkergroenen plantentooi van den voorgrond,
met den violetachtig blauwen bergachtergrond en de donkergrijze
moessonwolken, die in groote drommen den lichtstralenden hemel
doortrekken. Bijzonder mooi zijn de rijstvelden van het lagere
gebergte, die tot duizend meter hoog gaan en dikwijls in halfronde
dalkommen den vorm van een reusachtig Grrieksch amphitheater
nabootsen; de bruine dämmen, zieh op gelijke afstanden boven
elkaar verheilend, zijn te vergelijken met de rijen zitplaatsen, zooals
men ze bijv. in het amphitheater van Syracuse, zoo goed bewaard
gebleven, kan zien.
Daar de afwisseling der jaargetijden in den „eeuwigen zomer”
van Java grootendeels wegValt, duurt de rijstcultuur ook het
geheele jaär door; dikwijls volgen op dezelfde sawahs twee oog-
st'en elkaar in verschillende jaargetijden op. Daardoor heeft men
in den spoortrein bij het doorsnellen door lagere en hoogere streken,
die ras op elkaar volgen, gelegenheid, de van oudsher bekende
rijstcultuur der Javanen in alle stadia van ontwikkeling gade te
slaah. Eerst worden kleine zaadvelden aaogelegd; goed rijpe rijst-
ären worden in deze waterbekkens gelegd, waarin de jonge plant-
jes veertig tot tachtig.dagen tijd noodig hebben om te ontkiemen.
Daar zij veel te dicht op elkaar staan, worden zij eruit genomen
en op de goed toebereide velden overgedragen. Het werk der
mannen aan deze toebereiding ziet men overal in vollen gang;
de Javaansche landbouwer gelijkt bij dit werk uit de verte op een
wandelenden hoedpaddenstoel, omdat zijn dun, half naakt lichaam
door een gröoten, bordvormigen stroohoed van verschillende kleu-
ren bedekt wordt, met eene middellijn van 1 mete'r of meer, te
gelijkertijd beschutting biedende' tegen zonnegloed en regen. Met
een dun baadje en körte kniebroek aan wandelt hij zoo achter
den zwaren ploeg, dien twee krachtige buffels door de klei voort-
trekken, eveneens tot aan de knieen in het water wadend. Daarna
wordt de bodem, waaruit vrouwen en kinderen zorgvuldig het
onkruid wieden, hog geegd, en alsdan laat men het water
afvloeien.
Nu begint de vermoeiende arbeid voor vrouwen en kinderen; zij
nemen de jonge kiemplanten uit de zaadbedden en dragen die over
op de - reeds daarvoor toebereide sawah; daarbij worden altijd
eenige plantjes in iedere plantenopening gelegd, geheel regelmatig
en op gelijke afstanden in rijen verdeeld. Nadat nu de velden weer
onder water gezet zijn, gelijken zij een tijdlang op vlakke vijvers,
Spoedig echter groeien uit de watervlakte de fijne, geelachtige
rijsthalmen op en maken de schoonheid uit der golvende velden,
wier licht fluweelachtig groen eene weelde voor de oogen oplevert.
Als de vrücht nu bijna rijp is., worden overal vogelverschrikkers
geplaatst : bladeren van kokos- en arenpalmen, wier veeren m ischend
fladderen in den wind. In eigenaardige kleine wachtershuisjes,