standdeelen, die het zoo aantrekkeiijk maken. Yoor zoover ik het
heb leeren kennen, dunkt mij, dat zijne bijzondere schoonheid
in de afwisselende vereeniging van drie werkzame deelen bestaat:
op den achtergrond een trotsch, meestal blauw of paars schijnend
(lboasAnd) oP^C-
Tottens <3°^'
^C3 Hoora w„, 00 k.»
I ^ \‘ ‘ v >• ' i/«>#?
I R ts ifU n tic -Banftvnv.
j £ -V- : . z\ i| B a ta v ia . wv
v B re a jiß e rl{tg a ic ¿a s . JDrvufdang.
ft KAfimmisbtueLr o o C
Edam o
Alkmaar
Leiden (1
Manet er gSeiari.
H n so Kei'khof
'° Pnrust
rxBÄÄvJ?
cwtgau
BOEBOEt
West-J a v a .
gebergte, welks vulkanisch karakter zieh door den overheerschenden
kegelvorm van zijne toppen verraadt, dikwijls ook door de rook-
wolk, die uit den top van den kegel opstijgt; in het midden een
goed onderhouden bebouwdland, waarin deterrassen der lichtgroene
rystvelden het voornaamste deel vormen; op den voorgrond de
onpindig afwisselende tropische flora, die de hutten en dorpen der
inboorlingen omgeeft. Zoo is het in het waterrtjke West- en
Midden-Java. In het droge Oost-Java, waar ik niet geweest
ben, moet het landschap eentoniger zijn, en de weg deels door
monotone bosschen van teakhout, deels door even eentonige suiker-
rietplantages voeren.
In tegenstelling met Borneo en Sumatra, en de meeste
kleinere eilanden van den Indischen Archipel, is het eiland Java
zeer dicht bevolkt, en sedert duizend jaa r voortreffelijk bebouwd.
Wilde boschstreken, waarin op den huidigen dag nog de konings-
tijger en rhinoceros voorkomen, beperken zieh tot het ontoeganker
lijke gedeelte der bergen en eenige bijzonder ongezonde streken,
waartoe een groot deel van het moerasachtige kustland en de
woeste, siecht bevolkte provincie Bantam in het uiterste westen
behoort. Terwijl de bevolking van het eiland in het begin van de
negentiende eeuw slechts 3 millioen bedroeg, telt zij tegenwoordig
meer dan achtmaal zooveel, 25 millioen. Toch is van de ontel-
bare dorpen, kampongs en dessa’s, waarin deze woont, weinig te
zien; meestal liggen zij in de dichte schaduw van hooge vruchtboo?
men verscholen. De talrjjke groepen van zulke boomen, die als
donkergroene eilanden uit de lichtgroene rijstvelden te voorschijn
komen, duiden even zooveel dorpen aan; zij geven het geheele beeid
het idyllische karakter van een vriendelijk parklandschap. Daarnaast
zijn echter overal afzonderlijke, alleenstaande hutten verspreid, die
met hare tuinen en de bonte stoffage van inboorlingen, den vreem-
deling, die hier voorbijrijdt, interessante tafereelen aanbieden.
De h u t t e n d er J a v a n e n zijn grootendeels of geheel uit bam-
boe gebouwd, dat fraaie, oneindig nuttige boomgras, waarvan alle
deelen voor meer dan honderd doeleinden hun practisch nut hebben.
Als echte „paalwoningen” van eöne verdieping rüsten zij op bam-
boestammen, die öf direct in den bodem geslagen zijn bf door een
ondergelegden steen gedragen worden. Aan deze loodrecht staande
bamboestammen worden op MI—1 meter hoogte boven den grond
andere , horizontale stammen bevestigd, die parallel naast elkander
liggen en den bodem der hut yormen. Daarboven verheffen zieh
op dezelfde manier in elkaar gezet, de loodrechte rieten wanden