geen echte k r e e f t (caridonia) is, maar het eenig levende overblijfsel
eener oudere, meest aanverwante, overigens uitgestorven crustaceeön-
klasse, der s c h i l d d i e r e n (aspidonia). Deze schoon gewapende
„ridders” onder de sehaaldieren bevolkten in ontzaglijk groote hoeveel-
heden, vele millioenen jaren geleden, de palaeozoische zeeön ; hunne
harde pantseroverblijfselen en afdrukken zyn in de cambrisöhe,
silurische en devonische lagen en ook in steenkolengebergten, door
talrijke vormen en soorten voortreffelijk voor ons behouden gebleven.
Een aantal van zulke t r i l o b i t e n heb ik in de vijfde aflevering
mijner „Kunstformen der Natur” met den limulus vergeleken.
B a t a v i a zelf, de ruim gebouwde hoofdstad van Java en geheel
Nederlandsch-Indiö, is zoo dikwijls en uitvoerig beschreven, dat ik
in enkele regels mijne indrukken wil weergeven. De stad bestaat
uit twee zeer verschillende deelen, uit de oorspronkelijke prozaische
handelsstad Oud-Batavia en uit de omvangrijke, later bijgebouwde
voorsteden van Nieuw-Batavia. Ou d - B a t a v i a werd het eerst door
de Hollandsche kolonisten aan den moerasachtigen, vlakken zeeoever
naar het model van Hollandsche zeesteden aangelegd: lange van
steen gebouwde rijen huizen, die zieh längs den oever van kanalen
en grachten ver uitstrekken, berucht door het ongezonde klimaat
en vooral door gevaarlijke moeraskoortsen, die duizenden Europeanen
het leven gekost hebben. Tegenwoordig worden deze vochtige,
tot verrotting overgaande steenen huizen door de Europeanen niet
meer als woon- en slaapplaats gebruikt, maar alleen als handels-
kantoren en Winkels. Over dag heerscht hier druk handelsverkeer,
’s avonds wordt het stil en in equipage, rijtuigen, paarden of elec-
trische tram keeren de kooplui naar hunne vriendelijke en gezonde
woningen in de voorsteden van Ni e uw B a t a v i a terug. Yan
deze is de grootste-en voornaamste We l t e v r e d e n . Aan schaduw-
rijke lanen liggen fraaie en ruime villa’s, door groote tuinen vol
bloemen omgeven. De uitbreiding van dit stadsgedeelte is zeer
groot en hare wijze van bouwen zoo uitgestrekt, dat men
ongeveer een uur noodig heeft, om de vierhoekige in het midden
ervan gelegen exerceerplaats (Koningsplein) om te loopen.
Niet ver van deze plaats (in Kebon Sirih) lag ook de vriendelijke
woning van myn vereerden vriend en gastheer, majoor Mü l l e b ,
Fig. 26. Landhuis. te Batavia.
In su l in d e