to t de e en v o u d ig s te , o n s b ek en d e Organismen en zijn d a a rd o o r v an
h e t h o o g ste th e o r e tis c h e b e la n g , om d a t zij een s te rk e n s te u n p ila a r
vo o r de h y p o th e s e d e r o e r t e e l t of a r c h i g o n i e v o rm e n (de
z o o g en a am d e „ g e n e ra tio sp o n ta n e a ” in z e e r b ep e rk te n z in l); zij
le e re n ons b e g rijp e n , hoe in h e t b eg in v a n h e t o rg an isch e lev en
op o n zen a a rd b o d em de e e rs te en e en v o u d ig s te Organismen door
a rch ig o n ie u it en k e lv o u d ig e a n o rg an isch e v e rb in d in g en o n ts ta a n zijn.
Daar ons schip slechts matig vlug voer, stelde ons dit in Staat
door herhaald scheppen met een neergelaten emmer ook andere
bestanddeelen van het p l a n k t o n te verkrijgen, die opgehoopte
„naar boven drijvende wezens”, die hier bij gedeelten in de
gedaante van bandvormige d ie r s t r o om e n (of zoöcorrenten) de
oppervlakte der zee in de stra at van Malakka bedekken. Als overheersehend
bestanddeel daarvan vertöonden zieh milliarden globi-
gerinen en diatomeeen. De g l o b i g e r i n e n zijn wortelvoetigen of
rhizopoden van de klasse der kamerlingen (thalamophora). Hunne
uit vele kamertjes bestaande kalkschelpen zijn met zeer talrijke,
lange en dünne, straalvormig kalkstekels bedekt; deze dienen
als zweeftoestel en beletten het zinken dezer ööncellige oerdieren.
Na den dood van deze breken echter de stekels af, het levende
plasma in de kamers der schelp vergaat, en de ledige schelpen
zinken langzaam op den zeebodem. Hier hoopen zij zieh in ont-
zaglijke massa’s op en vormen het krijtachtige globigerinenslijk,
op welks groote beteekenis de „Challenger” gewezen heeft.
Terwjjl de kalkschalige g l o b i g e r i n e n , bij groote hoopen in het
plankton drijyend, den stam vertegenwoordigen der o e r d i e r e n
(protozoa), behooren hiertoe ook de kiezelschalige d i a t ome e e n
(flg. 76) als even karakteristieke vertegenwoordigsters der o e r p
l a n t e n (protophyta). Evenals de eerste zijn ook deze laatste
e e n c e l l i g e O r g a n i sme n (protista); hun geheel levend lichaam
heeft slechts de vormwaarde van eene enkele enkelvoudige cel
(evenals het ei der planten, dieren en menschen). De zachte
kiezelschaal, die het levende cellenlichaam omsluit, heeft den
vorm van een doosje met deksel (in flg. 76 cirkelvormig); zij
onderscheidt zieh door eene buitengewoon fijne en .afwisselende
sculptuur. De zeer kleine en fijne porien, die door de schelp
breken, zjjjn meestal op regelmatigen afstand en el.egant gevormd.
In P i n a n g landden wij reeds 12 Maart ’s morgens vroeg aan.
Fig. 75. E e n e gl o b i g e r i n e (polythalamie met lange stralende kalkstekels) van de
klasse der k a m e r l i n g e n (thalomophora). Sterk vergroot.
Ik besteedde mijn tijd, om dien dag een langer bezoek aan
den schoonen botanischen tuin af te leggen, welken ik reeds op
de heenreis bewonderd en waarover ik in mijn eersten reisbrief