belofte, dat de afval van het lustslot tot oprichting van een
eenvoudige pasanggrahan gebruikt zou worden. Dit geschiedde, en
de toenmalige göuverneur-generaal was, toen T reub later zelf
hem door de aldus ontstane lokalen rondleidde, even verrast als
verheugd over hetgeen uit de bouwoverblijfselen ontstaan was.
Voor de inwendige inrichting zorgde T reub deels uit eigen middelen,
deels uit die van den tuin van Buitenzorg.
Wat ik bij deze en bij andere gelegenheden in professor T reub bij-
Zonder bewonderde en waardeerde, is zijne volkomen ideale toewijding
aan de zaak, wier bevordering hij als zijne levenstaak beschouwt.
De betrekking, die hij als directeur van het botanische instituut te
Buitenzorg en Tjibodas sedert twintig jaar met zoo verbazend groot
succes bekleedt, is even lästig en verantwoordelijk als vruchtbaar
en loonend. Aan den eenen kant heeft hij steeds met den gouver-
neur-generaal te Buitenzorg en met het ministerie te ’s-G-ravenhage
te onderhandelen, aan den anderen kant met de talrijke beambten,
die in dienst van het instituut zijn, met rijke particulieren, die
vrijwillige bijdragen schenken, met de planters en tuinlieden, die
daar rjjkelijk gebruik van maken en belangrijke voordeelen voor
hunne aanplantingen daaruit trekken. Daarbjj komt nog het finan-
cieele en administratieve beheer van zulk eene groote instelling
en ten slotte zijn eigen origineel wetenschappelijk werk; het is
zeer te betreuren, dat hij voor het laatste slechts zelden den
noodigen tjjd vindt, daar deze door dringender practisch werk in
beslag wordt genomen.
Het wetenschappelijk werk in het oerwoud-instituut van Tjibodas
wordt door de günstige uiterlijke omstandigheden op de voor-
deeligste manier bevorderd. In de eerste plaats geldt dit voor de
omstandigheid, dat men onmiddellijk uit de achterste gebouwen van
de pasanggrahan in het oerwoud treedt; ten allen tijde kan men
h et rijke materiaal binnen eenige minuten gaan halen en dadelijk
in het laboratorium aan een microscopisch, physiologisch en chemisch
onderzoek onderwerpen. Terwijl het echte oerwoud, de „Virgin
Forest” , anders bijna overal Slechts zeer moeilijk toegankelijk is en
men veel menschen noodig heeft, om met bijl en hakmes zieh er
langzaam een weg door te banen, zijn in dat bij Tjibodas gebaande
paden, die het in alle richtingen doörkruisen en door geregeld onder-
houd door de tuinlieden vrij en toegankelijk gehouden worden.
Zoowel de groote hoofdwegen als de vele kleine zijpaden (dikwijls
doodloopend) zijn genummerd en met de cijfers der afzonderlijke
districten aangegeven. Men kan daardoor aan de hand van het
gedrukte plan hier uren lang alleen rondwandelen, zonder te ver-
dwalen; altijd komt men weer op de hoofdpaden terug, die naar
beneden, naar de pasanggrahan voeren.
Het heerlijke, koele klimaat van deze pasanggrahan, die bijna
1200 M. hooger ligt dan Buitenzorg, komt het werk in Tjibodas
zeer te stade. Nu, einde December, hadden wij ongeveer dezelfde
aangename temperatuur als bij ons in Thüringen in de schoone
maand Juni, ’s Morgens vroeg tusschen 6 en 7 uren was de temperatuur
in de schaduw 14—16° C., ’smiddags tusschen 1 en 2 uren
20—21° C., ’s avonds tusschen 9 en 10 uren 16—18° 0. Verrukke-
ljjk frisch zijn de vroege morgenuren, van 5—8, die ik aan het
ontwerpen van aquarelschetsen besteedde: hetzij van het vrije
aardappelveld achter den koestal, waar men (boven de pasanggrahan)
een ruimen blik op den dichtbij zijnden reusachtigen vulkaankegel
heeft, en in de diepte op de woeste kloof van de witte beek met
hare watervallen; of van het terras (onder de pasanggrahan), waar
T reub een bekoorlijk klein meer heeft aangelegd. Boven zijn oever
ziet men op kloven met de meest verschillende vegetatie, vooral
sierljjke lianen en varenboomen; in het midden beneden glanzen de
lichtgroene rijstvelden en de als zilver schitterende vijver van het
wijde dal, waarboven zieh verscheiden rijen lange bergketens ver-
heffen, de achterste, blauwe keten met puntig, fraai gevormd
proflel. Tusschen 7 en 8 uren begonnen gewoonlijk reeds de beide
groote tweelingvulkanen, Gedö en Pangerango, wolkenmassa’s om
hun top te verzamelen, die daardoor verborgen werd. Ik keerde
dan naar de pasanggrahan terug, om met mijne beide collega’s
te ontbijten. Daarna begon dadelijk de wandeling in het oerwoud,
waar wij drie tot vier uur lang ons in zijne onuitputtelijke be-
koring verdiepten. Tusschen twaalf en twee uren brak gewoonlijk
de reeds lang dreigende onweersbui los, die dikwijls drie ä vier uur
aanhield; soms waren het wolkbreuken, welke in hevigheid voor