Door het dagelijksch aanschouwen van naakte lichaamsvormen,
in de meest verschillende toestanden van rust en beweging, moet
volgens de begrippen van vele beschaafde menschen „het schaamte-
gevoel zeer beleedigd worden” ; zoo schönen ten minste de brave
volksvertegenwoordigers te denken, die het vorige jaar in den
Duitschen Rijksdag de wonderlijkste redeneeringen hielden over
de zoogenaamde „lex Heinze” — (een bedroevend teeken voor den
graad van ontwikkeling der volksvertegenwoordiging —). Als deze
wet in Singapoer en andere tropische steden werd ingevoerd, zqu
verreweg het grootste deel van het volk daar zieh zelf moeten
laten veroordeelen en opsluiten — „wegens grove beleediging van
het schaamtegevoel” ! De vrome heeren van het Katholieke centrum
zouden zieh slechts blj nacht of geblinddoekt door de straten mögen
laten rijden. Deze en soortgelijke opmerkingen werden op onze
stoomboot tusschen Ceilon en Singapoer dikwijls gemaakt, nadat
vele passagiers voor de eerste maal bijna naakte donkerkleurige
inboorlingen in grooten getale hadden waargenomen.
Daar de Ohineezen te Singapoer in aantal en beteekenis de andere
rassen ver overtreffen, en daar deze merkwaardige staartdragers
ons hier de gelegenheid geven alle zijden van hunne eigenaardige
beschaving te leeren kennen, was de kennismaking met henjuist
nü, nu het „Chineesche vraagstuk” plotseling een van de grootste
politieke en historische wereldvraagstukken is geworden, voor mij van
groot belang. Er kan niet genoeg op gewezen worden, hoe door en door
valsch de voorstellingen zijn, die nog heden ten dage in ruimen
kring in Duitschland en het overige Europa over Ch i n a en zijne
bewoners heerschen. De goede eigenschappen van het Chineesche ras
zijn: onvermoeide vlijt en technische handigheid, taaie volharding en
groote soberheid van levenwijze, daarbij voorzichtige berekening
van alle omstandigheden, — kortom uitstekend practisch realisme.
Zij bevestigen overal de bewering, dat de Chinees een hoogst ge-
vaarlijke mededinger is van den Europeaan en in den strijd om
het bestaan dikwijls zjjn meerdere blijkt. Hier te Singapoer zijn
in alle Winkels, in alle bureau’s en openbare instellingen, aan de
post enz. de Chineezen de meest gewaardeerde en betrouwbare
arbeiders, zoowel in hoogere als in lagere rangen. De voorname
Chineezen zijn elegant gekleed en hünne equipages dikwijls schit-
terender dan die van vele Europeanen. Op het bureau dragen zij
meestal een zeer practisch en wijd wit jacket of kiel en eene don-
kere (blauwe of zwarte) zeer wjjde broek. De meeste zorg besteden
zij evenwel steeds aan het onberispelijk opmaken van hun langen
staa rt; hjj wordt meestal met roode of blauwe zijden linten door-
vlochten en hangt over den rüg dikwijls tot aan de knieholte af.
De om s t r e k e n v a n S i n g a p o e r bieden den natuuronderzoeker
te land en ter zee eene menigte belangrijke uitstapjes aan. Dank
zij de zorg van mijn gastheer aldaar, dank vooral den heeren
Dr. H a n it s c h , consul E s c h k e en A b t h u r L o e b , werd het mij mogelijk
gemaakt, in betrekkelijk körten tijd de belangrijkste punten te
leeren keimen. De wegen zijn, zooals in alle Engelsche kolonien,
voortreffelijk onderhouden, en de rijtoeren door de Chineesche en
Maleische dorpen (kampongs), de heerlijke tuinen en weelderige
wouden verschaffen een gestadig afwisselend genoegen. Dr. H a n it s c h
stuurde zelf zijn met ödn paard bespannen wagentje en wist den
tocht zöö in te richten, dat ik een volledig overzieht kreeg van
het rijke tropen-landschap op het eiland Singapoer. Als wij ’s morgens
op het Museum gewerkt hadden en ’s namiddags een fraaien
rijtoer hadden gemaakt, smaakte ik ’s avonds het genoegen, in den
beminnelijken familiekring van mijn gastheer en dikwijls ook in
het leerzame gezelschap van bevriende Engelschen, over de interessante
toestanden van dit gewichtige middelpunt van het westelijk
en oostelijk wereldverkeer onderricht te worden. Laat op den avond
zaten wij dikwijls nog druk te praten in de- koele waranda, die
den ingang vormde van den tuin naar het fraaie, bij het Museum
behoorende huis. Als onze blik zieh dan omhoog richtte door het
loof der hooge vijgeboomen en palmen naar den fonkelenden ster-
renhemel, en de sterrenbeelden van het zuidelijk hemelgewelf
in t bijzonder de Schorpioen en het Zuiderkruis — ons in de onein-
dige ruimten van het heelal voerden, ontwikkelde zieh menigmaal
een levendig onderhoud over de „wereldraadselen” en over het vermögen
van den eigenaardigen kleinenprimaat op aarde, „me n s c h ’’
genaamd, om ze bij benadering op te lossen.
Onder de grootere uitstapjes op Singapoer zijn er drie bij mij in