oud en jong, hunne „gezelschapsbaden” nemen en de zeer geliefde
massage uitoefenen. In een eenvoudig bamboehuis liggen naast
elkaar zes gesloten badcellen met steenen muren, waarin men
voor 20 penningen = 12 cts. een bad nemen kan.
De toenemende middaghitte stond mlj niet toe, tot den rand van
den krater door te dringen. In plaats daarvan gebruikte ik den
namiddag, die heden bij uitzondering droog bleef, voor eene excursie
in den vlakken heuvelkrans, die den voet van den Goenoeng Goen-
toer omgeeft. Er bevinden zieh daarin honderden kleinere en grootere
waterbekkens, die door de warme en koude bronnen van den
vulkaan gevoed worden; zij liggen grootendeels terrasvormig, als
rijstvelden boven elkaar, zijn door läge dämmen gescheiden, door
sluizen verbonden en worden door de inboorlingen als vischvijvers
gebruikt. Verscheidene er onder waren leeggevloeid; eene menigte
kinderen waadden in het slijk rond en verzamelden, op verlangen
hunner moeder, massa’s kleine visschen. Groote manden vol werden
in de hutten gedragen, die afzonderlijk of in kleine groepen, door
aardige tuinen omgeven, aan den oever der meeste vijvers staan.
Er gaat van dit landschap, van dit vulkanische vijverlabyrint,
eene eigenaardige bekoring uit; duizenden groote grijze en bruine
steenblokken, die de vulkaan sedert duizenden jaren gespuwd
heeft, liggen overal in ’t rond, omgeven de oevers van de vijvers
en duiken als eilandjes uit de watervlakte op. Tusschen de kale
rotsmassa’s heeft de onuitputtelijke teelkracht der tropische zon
een rijken, groenen plantengroei te voorschijn geroepen: bamboes
en bananen, kokos- en arenpalmen, caladium en manihot groeien
er zeer weelderig, en in de schaduw der vruchtboomen liggen aan
den oever de schilderachtige bamboehutten der inboorlingen. Deze
onderscheiden zieh hier, als in de meeste dorpen van het gebied
van Garoet — en verder nog in groote gedeelten van de Preanger -t*
door den btjzonderen vorm der daken. De rüg daarvan is zadel-
vormig ingedeukt, terwijl de randen der beide zij vlakken niet
parallel naar beneden gaan, maar tot elkander naderen. Aan den
ondersten rand van de steil aüoopende zyvlakken, is een tweede,
slechts weinig gebogen dak, dat ver overhangt; zijne beide randen
loopen parallel. Dit buitendak wordt door verscheidene bamboe-
DOEPSHUÍTÉN IN d e ’ PEEANGEB. 177
stokken gesteund en beschut de breede voorgalerij der hut tegen
zon en regen; hier ligt overdag de familie op matten, zieh met de
verschillende huiselijke en familiäre bezigheden onledig houdende.
De dekking der zadelvormige daken bestaat ook hier deels uit
bamboematten, deels uit a p a t1), de vezelige bladscheeden van den
suikerpalm (arenga). Over den concaven rüg wordt meestal nog
eene ruige. zoombedekking gelegd. Bijzonder schilderachtig zijn ze
ook daardoor, omdat aan het voorste en achterste einde van het
zadel een paar lange divergeerende Stangen als horens zieh ver-,
heffen, de bovenste einden der elkaar kruisende bamboestokken,
die als geraamte het palmdak dragen. Dikwijls hangt onder ieder
paar horens voor den gevel van het dak een bundel haarachtige
palmvezelen af, die er als een paardestaart uitziet. Op mijne
vraag naar de beteekenis van deze vreemde versiering kreeg ik
| verschillende antwoorden; het schijnt, dat de meeste inboorlingen
, ze als middel tot bescherming tegen het nachtelijke binnendringen
; van booze geesten beschouwen, of als middel tot afwering van
het „booze oog” van vijanden; zij doen denken aan de cornicchie,
aan de horens, die in Italie zeer verspreid zijn en tegen het
„mal” occhio” gebruikt worden.
Ook de naaste omgeving van Garoet is rijk aan schilderachtige i
punten en schoone uitzichten, vooral de weg, die ten zuiden naar
Tjikorai en ten zuidwesten naar Papan dajan voert. In het midden
van het stadje bevindt zieh eene groote vielkante plaats, door
vier reusachtige waringinboomen beschaduwd. Aan den .eenen kant
daarvan lig t het päleis van den Javaanschen „regent”, daar tegen-
over dat van den Hollandschen „assistent-resident” (die in werke-
lijkheid de regeerende regent is); daartusschen, aan den derden
kant, eene groóte Mohammedaansche moskeeen daar tegenover eene
sociöteit.^ De groote tuinen, waarin de meeste huizen van Garoet
liggen, zijn goed onderhouden, rijk aan prächtige b'loemen en boomen.
, Hoe gaarne ik ook nog langer in die liefelijke streek vertoefd
en hare schilderachtige omgeving doorkruist had, zoo werd het
toch tijd, en den 12de” Januari zat ik ’smiddags weer in den trein
*) Hiermede bedoelt de Schrijver „atap” [Noot van den Vertalerl.
Jn su l in d e .