als de elegantste kroonlamp. De tooverachtige beeiden der Javaansche
oerbosschen van Tjibodas en G-aroet kwamen mij weer levendig
voor den geest.
Talrijke bonte vogels, apen en eekhoorntjes verlevendigen
’s morgens het eenzame kreupelhout van dit heerlijke oerwoud. Zijne
diepe stilte wordt door den harden schreeuw van den s i am a n g
verbroken, den grooten, zwarten mensch-aap van Sumatra, die troeps-
gewijze in de hooge toppen der boomen zieh bijna vliegend van
tak tot tak slingert. Beneden op den bodem van de diepe kloof
schuimt echter de wilde Anehbeek in bruisende watervallen over
de mächtige rotsblokken, die den bodem van de trapsgewijze
dalende stroombedding bedekken. Bij eene bocht stört zieh aan onze
linkerhand een prächtige, 75meter hooge waterval van denloodrechten,
kalen rotswand naar beneden en verzamelt zijn verstrooid water
in een ruim, door den schoonsten plantengroei omkranst waterbekken.
De hevige tropische regenbuien, die soms uren lang in de kloof
zieh neerstorten, doen de Anehbeek in een zeer körten tyd tot
een mächtigen stroom aanzwellen. Evenals de gevreesde „Muren”
in Zwitserland sleurt de razende bergstroom boomen en rotsen, ja
geheele brokken bergwand onophoudelijk met zieh mee. Toen in
he t ja a r 1893 de moeilijke en kostbare aanleg van dit fraaie
bergspoor nauwelijks voltooid was, maakte zuik een bergstroom
of „bandjir” groote stukken der bergwanden los en sleepte ze,
met de daarop staande boomen en rotsen, met zieh mee in de
diepte. Op verscheidene plaatsen nam hij den geheelen onderbouw
der rails met zieh mee, zoodat deze een eindweegs vrij in de
lucht zweefde (flg. 57). De zware steenen onderbouw van zeven,
nauwelijks voltooide spoorbruggen werd daardoor als lichte
•kiezelsteentjes der rivierbedding medegesleept, de rails en ijzeren
bogen der bruggen zelfs als dünne houten stokken afgeknakt en
verbogen. Zulk eene verbrijzelde spoorbrug zagen wjj nu nog diep
onder de nieuwe, later gebouwde brug schuin in de rivierbedding
liggen (flg. 58); de geweldige rotsblokken, die ze omgaven, waren
voor een deel zoo groot als een huis en nog grooter. De schade,
die deze eene bergstroom in eenige minuten aanrichtte, bedroeg
meer dan een half millioen gülden.
Boven aan den uitgang van de schilderachtige Anehkloof
komen wij op de hoogvlakte, waarop de kleine stad P a da n g -
P a n d j a n g (d. w. z. lang veld) ligt, het middelpunt der baan,
vanwaar zij naar het noorden en zuiden gaat. Wjj zijn hier ook
op de waterscheiding van den Barisanrug, vanwaar de körte
rivieren van zijne westelijke helling steil naar het zuidwesten
daarentegen de längere rivieren der oostelijke helling langzamer
naar het zuidoosten afvloeien. Onder de hooge bergen rondom db
koele hoogvlakte van Padang Pandjang zagen wij altijd den tweelings-
vulkaan Tandikat en Singalang in het westen en den Ambatjang
in het zuiden. Nu komt in het oosten een nieuwe geweldige
vulkaan in zieht, de mooi gevormde Me r a p i , 2872 meter hoog.
zijne laatste groote uitbarsting had in 1872 plaats. Evenals uit zijn
naamgenoot op Java, stijgen uit den krater van dezen „vuur-
berg onafgebroken dampwolken op, als waarschuwend teeken, dat
zijne vulkanische werkzaamheid nog geenszins uitgedoofd is.
Aan het Station van Padang Pandjang bevindt zieh eene goede
restauratie met Duitsche „Wirthin” ; door den heer De l pr a t van
onze komst verwittigd, zond zij ons een smakelijk Duitsch middag-
maal in den directiewagen. Wij nuttigden het op ons gemak, terwijl
de trein ons in zuidoostelijke richting naar het Singkarameer
voerde. Spoedig na het vertrek, werd op de linkerzijde der baan
op een heuvel een steenen obelisk zichtbaar, op de plaats van het
in de lucht gesprongen fort Goegoer Malintang, te r herinnering
aan eene heldendaad, die hier in den P a d r i - o o r l o g zestig jaar
geleden werd verricht, en wel op denzelfden Februaridag, als
waarop wij heden deze plaats passeerden. Daar zij tot de beroemdste
voorvallen in de bloedige oorlogen tusschen de Holländers en de
inboorlingen van Sumatra behoort, wil ik ze hier met de woorden
weergeven, waarmee overste Lange ze in zijne geschiedenis van
den oorlog van West-Sumatra schildert *).
In de maand Februari van het ja a r 1841 brak in de Padangsche
Bovenlanden een opstand uit, die het Nederlandsche oppergezag op
') LVko1- H- M- Langb, Het N. O.-I. leger ter Westkust van Sumatra, 2e deel
pag. 392-399. [Noot yan den Vertalej. |