38 DE OHINEESCHE RIKSJA-KOELIES.
half uur af. Daarbij leven zlj bijna alleen van rijst, waarbij zij
’s avonds wat gedroogde visch eten.
De flinke Ohineesche „riksja-mannen” speien in het verkeer van
vele groote steden van het Oosten tegenwoordig eene zeer belangrijke
rol; in Singapoer alleen vindt men er 10,000. De meeste van deze
koelies in Singapoer dragen slechts twee'zeer eenvoudige kleeding-
stukken, eene blauwe zwembroek en op het hoofd een kegelvormi-
gen strooien hoed te r bescherming tegen de zon. Daar men nu in den
stoel onmiddellijk achter den koelie zit, die in den dissel loopt, ziet
men voortdurend het mooie naakte lichaam, waarbij iedere kunstenaar
en anatoom zieh verheugen moet in de bewegingen der spieren. De
geheele leefwrjze der koelies, de afwezigheid van nauwe schoenen
en kleeren, de dagelijksche inspannende beweging, het eenvoudige,
gezonde voedsel, zijn er op berekend, hun spierbouw op de
günstigste wrjze te ontwikkelen. De breede, krachtige borst en
de welgevormde rüg, de gelijkmatige en krachtige ontwikkeling
der spieren aan boven- en onderarm, aan bovenbeen en kuiten
zouden iederen beeldhouwer tot model kunnen dienen. Daarbij
komt nog de schoone, bruine huidkleur, slechts zelden het lichte
„saffraangeel” , dat gewoonlijk als typisch bij het „gele” Mongool-
sche ras beschouwd wordt, meestal meer een schoon donker
roodgeel of bruingeel, nu eens overgaande in oranje of kaneel-
kleur, dan weer in koperrood. Onder de jonge riksjalieden van
zestien tot vier en twintig ja ar treft men er velen aan met
zeer fraaie gelaatstrekken en zulk een vroolijk, vriendelijk voor-
komen, dat men ze werkelijk voor tevredene „gelukkige menschen'’
moet houden.
Vele Europeanen, vooral die pas zijn aangekomen, laten zieh
niet gaarne door riksja’s voorttrekken, zij hebben er een zekeren
afkeer van, vinden het zelfs „den mensch onwaardig” om zieh door
„medemenschen” te laten trekken. Ik moet bekennen, dat ik deze
zienswijze niet deel; ik ben ook overtuigd, dat het lot dezer riksja’s
veel beter is dan men gewoonlijk denkt, veel aangenamer dan dat
van vele fabrieks- en mijnarbeiders in Europa, die om te kunnen
leven hun hard dagwerk onder de ongunstigSte voorwaarden en
ten koste hunner gezondheid moeten verrichten. De riksjakoeli
DE CHINEEZEN IN SINGAPOER. 39
heeft eigenlijk slechts een langdurigen marsch te maken, die, zoo
deze al inspannend is, toch zijn naakt lichaam in vrije lucht en
zonnegloed zeer v e rste rk t; hij heeft geen zorgen voor den körnenden
dag en vergenoegt zieh met zijn dagelijksch loon, dat steeds rijkelijk
voldoende is, om hem niet alleen het noodige voedsel, rijst en gedroogde
visch, te verschaffen, maar hem ook gelegenheid geeft om
zieh na gedanen arbeid te vermaken met zijne kameraden in spei en
gezelligen kout.. Toch vindt men ook hier natuurkeus of selectie.
Van de zwakkere koelies bezwijken er velen vroeger of later;
de meer krachtigen kunnen des te beter -hun lichaam ontwikkelen.
De riksja’s worden trouwens niet alleen door Europeanen
als practisch middel van vervoer gebruikt, maar ook door hunne
eigen Ohineesche landgenooten, door Maleiers, Hindoes en andere
kleurlingen.
Evenals de Ohineesche koelies versmaden ook de meeste andere
arbeiders in de straten en tuinen van Singapoer volledige kleeding
en vergenoegen zij zieh met een strooien hoed of tulband tot
hoofdbedekking en een blauwen, rooden of witten doek, die er als
eene zwembroek uitziet, tot omgording der lenden. Men is dus
hier op straat in de gelegenheid, uitmuntende anthropologische en
morphologische Studien te maken van verscheidene menschen-
rassen: zwarte Tamilen uit Voor-Indie, vertegenwoordigers van het
Dravida-ras, die bij voorkeur als straatwerkers, bij weg- en water-
werken gebruikt worden; donkerbruine Hindoes als koetsiers, paar-
denknechts, tuiniers of bedienden werkzaam; lichtbruine Maleiers
als visschers, roeiers, vöerlieden enz. Te midden van deze vertegenwoordigers
van drie of vier sluikharige menschenrassen ziet
men nog enkele represehtanten van wolharige rassen, hier en daar
een Afrikaanschen neger, een Papoea uit Nieuw-G-uinea of Celebes 1),
een Negrito van de Philippinen of uit het binnenland van Malakka.
Onder die naakte menschen van allerlei kleur vormen de geheel be-
kleede Europeanen en voorname Chineezen slechts eene kleine groep.
*) Dit laatste is natuurlijk verkeerd, daar de bewoners van Celebes geen Papoea’s
zijn, doch sluikharig, evenals de Javanen, Maleiers, Bataks, Dajaks enz.
[Noot van den vertaler\.