bor-en — had zieh gedurende de dertig jaren van zijn verblijf in
Insulinde niet alleen de grondigste kennis zijner dier- en planten-
wereld verworven, maar ook een helder inzicht in het leven en
karakter der inboorlingen verkregen; hij toont duidelijk aan, hoe
weinig de abstracte leer van het Christendom en de dogma’s van
zijn geloof aan wonderen geschikt zijn, op den vreemden bodem
van het Maleische geestesleven goede vruchten te kunnen afwerpen.
Ik kan verder van mijne terugreis geen interessante bijzonder-
heden meer meedeelen. Het voörjaarsweer en de kalme zee bleven
steeds ongeveer hetzelfde. Een halven dag brachten wij den 17den
Maart in C o lomb o door, waar weer kolenvoorraad werdopgedaan.
Yan het groote afgezonderde eiland Soeotra zagen wij ook ditmaal
weinig; het bleef grootendeels in wolken gehuld.
Daarentegen vertoonde zieh in helder licht de wilde, aan kloven
en kleuren rijke kust van het dorre Ade n, zonder water, zonder
plantengroei. Wij bleven in dit troostelooze oord H»? dat ik in
mijne „Indische Reisebriefe” beschreven heb —) een halven dag
stilliggen. ’s Avonds (23 Maart) bracht eene der wonderbaarlijkste
kleurspelingen, die ik ooit zag, ons in verrukking. Terwijl bij en
na zonsondergang de wolkenlooze lucht met alle kleuren van
den regenboog prijkte, vooral geel en oranje, hulden de kust van Aden
en de kleine ervoor liggende eilanden zieh in de prächtigste blauwe,
paarse en purperen kleuren. Toen ik die in eenige; vluchtige
aquarelschetsen trachtte vast te houden, streek Wereschtschagin
met goed gevuld paars penseel nog eens over mijne rotsen en zeide:
„Zoo iets moest men eigenlijk niet schilderen; doet men het echter
toch, dan kan men het niet gek genoeg m ak en !”
Nadat wij den 27sten Maart gelukkig het Suezkanaal gepasseerd
waren, begroette ik in den stralenden, vroegen morgen van den vol-
genden dag te P o r t - S a i d weer mijnegeliefdeMiddellandscheZee.
De koele noordenwind, die ons hier te gemoet kwam, bracht ons een
welkomen groet uit het dierbare vaderland. In den nacht van 30
op 31 Maart passeerden wij de stra a t van Messina, de plaats,
waaraan voor mij zulke prettige herinneringen verbonden zijn.
Om 2 uren ’s morgens voeren wij dicht längs het Liparische
eiland Stromboli, welks krater met tusschenruimten van 6—9
minuten een vuurbundel ten hemel zond; aan de noordzijde van
het eiland zagen wij den gloeienden lavastroom wegvloeien.
Fig. 77. Käme elenmarkt te Aden.
’s Morgens vroeg den 31sten Maart doemde de sfinxengestalte van
het eiland Ca p r i voor ons op; ik kwam er vlak längs, niet