sehen te voorschijn kwarnen; talrijke meeuwen,- duikereenden,
cormoranen en andere watervogels streken op deze door de natuur
gevormde voederplaatsen neder en bestreden elkaar den rijken buit
onder verwoed geschreeuw en vleugelgeklep.
’s Morgens 14 September waren wij reeds de „Tranenpoort”
(Bab el Mandeb) gepasseerd en werden, toen wij den Indischen
Oceaan binnenvoeren, door een verfrisschend koeltje verkwikt,
waarnaar wij zoo lang gesnakt hadden; en ook de volgende dagen
.bracht de zuidwest-moessoh ons eene aangename koelte. De zee was
slechts licht bewogen, de lucht soms geheel helder, soms ook met
lange moessonwolken van allerlei vormen bedekt, die bij zons-
ondergang de fljnste en prächtigste kleuren vertoonden. Onder den
aanblik eener heldere sterrenlucht boeide ons nog tot laat in den
avond het verrukkelijke schouwspel, dat de lichtgevende dieren
aan de oppervlakte der zee ons bereidden.
Het „ l i c h t e n d e r z e e ” geschiedde op deze reis op twee verschallende
wijzen. Enkele avonden doken duizenden groote „licht-
bollen” , meest medusen (pelagia, rhizostoma e. a.), spookachtig uit
den donkeren stroom op en verdwenen ook spoedig weder. Verderop
zag men nog flauw hunne onbestemde lichtstralen; dicht bij het
schip zag men hun ronden klokvorm, die op de electrische lampen
in de scheepshutten geljjkt. Door eene sterke golf opgestuwd
kwamen zij plotseling helder lichtgevend voor den dag en bleven
dan in het zog van de snel varende boot nog een poosje zichtbaar.
Met behulp van een emmer, dien wij neerlieten, gelukte het ons
eens, om uit het kielwater eenige lichtgevende medusen op te
halen. Een daarvan behoorde tot de a c r a s p ed en - so or t pelagia,
de andere tot de cr ospedoten- soor t zygocannula (flg. 4).
Deze laatste, die tot de familie der aequoriden behoort, onder-
scheidt zieh door den bijzönder hoogen klokvorm van het gelei-
scherm (de tot zwemmen dienende parasol), en ook door het
groote aantal bandvormige mondlappen (beneden) en als eene vork
gespleten straalkanalen, die van de centrale maag afgaan en aan
de vork telkens twee eiersnoeren dragen.
1 Veel intensiever en uitgestrekter was de-tweede vorm van het
lichten der zee, die door milliarden, grootendeels microscöpische
diertjes veroorzaakt werd. Het was het beste waar te nemen in
het „koelwater” van de machine, dat door eene zijdelingsche opening
aan de (rechter) stuurboordzijde in het midden van de boot ge-
regeld uitgestooten wordt. Dit zeewater, dat tot afkoeling dient,
wordt , in het benedenste scheepsruim onafgebroken ingepompt en