zöö händig de natte sarong met een droge te verwisselen, dat
het schaamtegevoel van niemand gekwetst wordt. Keeds de kleine
kindertjes van drie ä vier ja ar kunnen vlug zwemmen en speien
bij voorkeur in het water. De volw-assen Maleiers plegen echter
ook dikwijls overdag in het water te gaan en zieh na een ver-
moeiend werk door een bad op te frisschen, eveneens ’s avonds
voordat zij gaan slapen. Gedurende den vermoeienden arbeid op
de overstroomde rijstvelden waden zij uren lang door het slik en
wasschen zieh daarna weer af. Men zou de Maleiers zelfs een
am p h i b i s c h m e n s c h e n r a s kunnen noemen.
De hooge temperatuur in aanmerking genomen, die in het
equatoriale Insulinde ja a r in, ja ar uit heerscht, schijnt het overdag
meermalen baden niet alleen eene heerlijke verfrissching, maar ook
eene zeer weldadige hygienische gewoonte te zijn. Blijkbaar is de
oorzaak daarvan niet uitsluitend in den directen invloed van het
klimaat zelf te zoeken, want andere bewoners der tropen, zooals
vele negers, de Australische negers enz., kennen die gewoonte
niet en wasschen hun onrein lichaam slechts zelden. De Moham-
medaansche godsdienst, die ook zulke dagelijksche wasschingen
voorschrijft, is niet het motief daarvooi, want over ’t algemeen
bekommeren zieh de Maleiers zeer weinig om de voorschriften
van hun koran; en aan den anderen kant zijn er weer in het
Oosten, in Arabie, Syrie enz., vele orthodoxe belijders van den
Islam, die geheel niet aan wasschen en baden denken, of dit
hoogstens als symbool uitoefenen, terwijl zij den vinger in het
water doopen en daarmede voorhoofd en borst a an rak en '). Ik
geloof eerder, dat de opvallende liefde van het Maleische ras voor
water, op hunne oeroude levenswijze op eilanden berust, op eene
hydrophiele aanpassing, die in den loop van duizenden jaren
erfelijk is geworden.
Overigens zorgen ook de Holländers in Insulinde er voor, dat
zieh overal eene gelegenheid tot baden bevindt: in ieder hotel, op
b De Schrijver sehijnt niet te weten, dat juist dit aanraken met de in het water
gedoopte vingers een der voorschriften voor de wo e l o e of zoogenaamde kleine
wassching bij de Moslems is [Noot van den Vertaler].
iedere stoomboot, in ieder particulier huis. Het wäre te wenschen,
dat wij Duitschers 'fr$A en evenzoo vele andere volken van het
vasteland 1 ^ g d a a ra a n een goed voorbeeld namen en reeds van
jongs af aan onze kinderen er aan gewenden, dagelijks ten minste
ddn maal te baden, liefst ’s morgens vroeg na het opstaan. Deze
gewoonte veroorzaakt nöch bijzondere onkosten, noch omslag; een
zitbadkuip, een emmer wp,ter en een schepemmer zijn voldoende.
In ’t algemeen kunnen wij, verständige, blanke Europeanen
van de bruine, ongeletterde inboorlingen nog veel leeren. In al hunne
bewegingen, zooals spreken, eten en drinken, letten de Indonesiers
in het algemeen, vooral echter de Javanen, als hoogst ontwikkelde
en meest gecultiveerde stam , zeer op matigheid en goede vormen
Nooit heb ik op Java en Sumatra een dronken of vloekenden
inboorling gezien, nooit ook zulke gemeene ruwe dingen als men
die in Europa dagelijks kan aantreffen en vooral helaas in
Grermaansche landen, waar misbruik van Sterken drank heerscht.
In hun persoonlijken omgang leggen alle inboorlingen eene groote
terughoudendheid en bescheidenheid aan den dag, de onderge-
schikten tegenover hunne meerderen de grootste beleefdheid en
eerbied. In de binnenlanden op Java is het ontzag voor de Europeanen
op het land nog zoo groot, dat bij het voorbijloopen of
-rijden de Javanen blijven staan en hun den rüg toekeeren of
zelfs neerknielen. Voor een deel is dit nog een gevolg der oeroude
feodale toestanden, die door de Holländers eerst voor en na ver-
anderd werden. Als bedienden zijn de inboorlingen uiterst oplettend
en dienstvaardig en vele Europeanen prijzen hen terecht als
onovertreffelijk. Men verwachte van hen echter geen buitengewoon
verstand of initiatief. Maar de gewone dagelijksche diensten verrichten
zjj meestal zeer handig en plichtmatig, niettegenstaande de groote
traagheid en weerzin in werken, die zij met de meeste natuur-
volken gemeen hebben.
Yroeger placht men de menschen slechts in wilde of n a t u u r -
v o l k e n en in beschaafde of c u l t u u r v o l k e n te verdeelen, en
rekende men de Maleiers tot de eersten. Intusschen hebben in
den laatsten tijd verschillende ethnografen en Psychologen er op
gewezen, dat deze verdeeling in tweeen niet voldoende is, en