nationale trots, dan veeleer de algemeene verontwaardiging over
den Zuidafrikaanschen oorlog, die zieh nergens zoo openlijk en van
ganscher harte lucht gaf als bij de met de Boeren stamverwante
Hollanders. Ik was verbaasd over de heftigheid, waarmede op Java en
Sumatra dagelijks deze oorlog veroordeeld en hoe over iedere over-
winning der Boeren en iedere nederlaag der Engelschen door de anders
zoo kalme Hollanders gejubeld werd. Ik zelf schrijf dit slechts met
groot leedwezen; want ik sta sedert meer dan veertig jaar in de
nauwste betrekking tot de wetenschappelijke kringen van Groot-
BrittanniS; ik heb oprechte bewondering voor eene natie, die op
zoovele beschavingswegen de andere Europeesche naties voorgegaan
is en den weg gebaand heeft, een volk, waaraan wij de belang-
rijkste politieke en sociale vorderingen te danken hebben, een
volk, dat velen der grootste geesten heeft voortgebracht. Des te
meer betreur ik het onverbiddelijke nationale e g o l sme der Britten
en hun streven naar eene overheersching, die geene andere natie
naast zieh duldt en alles onder haar schepter wil doen buigen —
en dat alles onder de hoog verheven vlag eener Christelijke kerk,
die het a l t r u i s m e predikt en het egoisme verwerpt!
Het werkte nog bijzonder in het nadeel der Engelsche passagiers
van de „Kiautschou” , dat zieh onder hen eene krachtige, onge-
trouwde dame bevond, die haar gemis aan jeugd en schoonheid
door een hoogst aanmatigend en onvrouwelijk gedrag trachtte uit
te wisschen. Onder den vasten stap van haar beenig lichaam
dreunde gedurende hare dagelijksche wandeling het bovenwandel-
dek; aan de piano zong zij met oorverdoovende stem aria’s en
z66' hard, dat het geheele salon trild e ; ’s avonds bij het dansen
hulde zij haar bovenlichaam in zulk een doorzichtig sluierkleed,
dat het geoefende oog van een beeldhouwer bjj den eersten oog-
opslag hare ongeschiktheid tot model zou inzien. Aan' tafel eindelijk
brak zij gedurende hare op zeer luiden toon gevoerde gesprekken
dikwijls in zulk schaterlachen uit, dat de verbaasde gezichten
van meer dan tweehonderd dischgenooten zieh plotseling op haar
concentreerden. Eerst als de naaste buren de uitdagingen der
walkure niet langer beantwoordden en het veld ruimdeh, nam zij
in taal en gebaren wat kalmere manieren aan. Ik had vermoed,
dat zij uit het rotsbergte van Noord-Amerika kwam en „Europa’s
übertünchte Höflichkeit nicht kannte” . Des te meer verbaasde het
mij, te vernemen, dat zjj tot een der aanzienlijkste kringen van Oud-
Engeland behoorde. Zij vormt in elk geval eene groote uitzondering;
het was zeer karakteristiek, dat eenige voorname en zeer
beschaafde Engelsche dames, met wie ik mij meermalen onder-
hield, ongezocht bekenden zieh te schämen over die vreemde
landgenoote en mij verzochten, haar als eene exceptioneele ver-
schijning te beschouwen.
Behalve de reeds genoemde landgenooten bracht het toeval mij
met nog meer andere reisgezellen op de „Kiautschou” in aan-
aanraking; o. a. met twee geniale kunstenaars: den beroemden
schilder W assili W eeesohtschagin en den jongen etser en hout-
snedeteekenaar Emil Orlik uit Praag. De laatste keerde van een
eönjarig verblijf in Japan terug en liet mij talrijke interessante
schetsen en studies zien, die hij in dit merkwaardig land der
opgaande zon geteekend had. W eeesohtschagin bevond zieh op
reis naar huis en kwam van de Pilippijnen, waar hij fetudies voor
nieuwe oorlogstafereelen verzameld had. Groot opzien baarden,
zooals men weet, twintig jaar geleden de beeiden uit den laatsten
Russisch-Turksehen oorlog, waarin hij door drastische schildering der
oorlogsgruwelen Propaganda voor den vrede tracht te maken; voorts
vijftien jaar geleden de realistische beeiden uit de heilige geschie-
denis, waarin hij de belangrijkste levensmomenten van Christus
in het juiste ethnographische en geographische karakter van
Palestina weergeeft. De buitengewone veelzijdigheid van dezen
vruchtbaren schilder bewonderde ik later herhaaldelijk op tentoon-
stellingen te Berlijn, München en Prankfort a. M. De natuur-
getrouwheid vooral, waarmee hij talrijke portretten en genrebeeiden
uit het Oosten, grootsche landschappen en Indische bouwkunst
uitgevoerd heeft, maakte mijne oprechte bewondering gaande.
Deze nam nog toe, toen ik in 1897 in Moskou, in de rijke galerij
Tretjakoff, met een aantal voortreffelijke schilderten van hem
kennis maakte. Ik vond het daarom zeer interessant, op onze
gemeenschappelijke zeereis met dezen grooten kunstenaar per-
soonlijk eenige weken lang om te gaan en in zijne oprechte uitingen