vloeit. De weg daarheen is echter helaas zöö siecht, dat ik dien
niet passeeren kon. Ik moest mp maar tevredenstellen met
’smiddags 27 Februari een uitstapje in den draagstoel te maken,
dat door de „Buffelkloof” naar liet eerste gedeelte van dien weg voert.
De Bu f f e l k l o o f of het „Karbouwen-gat” is eene uitgestrekte,
diep in het vulkanische gebergte ingedrongen kloof, die niet ver
van Fort de Kock in het westen begint; zij ontstond door twee
kleine, hier samenvloeiende rivieren, Masang en Sianok, die de
weeke tufsteen uitholden, waarmee langen tijd geleden de Merapi
het wijde dal gevuld heeft. De kale, helgele tufsteen wanden gaan
aan beide zijden der kloof ongeveer 120 meter diep loodrecht
naar beneden en zijn slechts boven op de hoogte met groenen
plantengroei bedekt; hunne vreemde vormen doen dikwijls denken
aan dergelijke tufsteenwanden aan de Posilippo en andere
vulkanische hellingen in de omgeving van Napels. Op den bodem
der kloof aangekomen, passeerden wij de Masangrivier en zetten
toen onzen weg nog verder voort tot de plaats, waar deze zieh
met de Sianok vereenigt. Hier treft ons een hoogst schilderachtig
beeid. Midden'uit de bedding verheft zieh de „Eilandenberg”, een
helgele tufsteenobelisk, 75 meter hoog, welks kale wanden naar
alle vier zijden loodrecht naar beneden gaan. De verwijderde,
eveneens perpendiculaire tufsteenwanden der beide zijden van de
rivierbedding, van dezelfde hoogte en aard, verklären de groote
geologische werking van het water, dat indenloop vanduizendenjaren
door langzame erosie deze grillige rotsvormen voortgebracht heeft.
De schilderachtige bekoring van dit prächtige landschap wordt
door zij ne veelkleurige stoffage verhoogd, door honderden bont
gekleede landlieden en buffelkarren, die naar de groote, heden in
Fort de Kock gehouden wordende markt gingen. De Maleische
vrouwen van deze streek zijn om hare schoonheid beroemd; toch
geldt deze roep, die van haar üitgaat, voor zoover ik zien kon,
eigenlijk hoofdzakelijk de krachtige, flinke gestalte, zoowel als de
bonte, rijk met goud en zilver versierde kleederen, waarmee zij
zieh smaakvol drapeeren. Ik kon daarentegen in de sombere, heersch-
zuchtige gelaatstrekken der regelmatig gevormde gezichten niets
aantrekkelijks vinden. Heel aardig zijn de naakte kinderen met
Fig. 63. Een Battaksche famflie u it de binnenlanden van Sumatra.
(Een gehuwde vrouw en twee meisjes.)