die van Buitenzorg niet onderdeden. Na het middageten bleven
wij ’s middags in het laboratorium, om de verzamelde schatten
te onderzoeken en te conserveeren en van de interessantste vormen
teekeningen en aquarellen te maken. Om vijf of zes uren was het
weder ten minste zööveel opgeklaard, dat wij samen nog eene
kleine avondwandeling konden maken. Wij hadden eigenlijk slechts
twee werkelijk schoone avonden; maar die waren ook zeldzaam
heerlijk. De avondzon overgoot niet alleen de fraai gevormde
wolkenmassa’s en vederwolken met de wärmste kleuren, maar
gaf ook aan de verwijderde bergketens in het Noorden en Oosten
de fijnste roode en paarse tinten. Het verwijderde droombeeld
schitterde des te meer, daar de breede omlijsting van het zwarte
oerwoud aan beide zijden reeds diep in de schaduw lag een
tooverachtige fata morgana.
Maar laat ons nu eens acht slaan op het prächtige bosch zelf, en eene
wandeling door het t r o p i s c h e o e rwo u d van het Gedö gebergte
maken! Voor zoover eene algemeene beschrijving er van mogeUjk
is, kan men die reeds bij H a b e r l a n d t vinden in het vijftiende
hoofdstuk van zijne voortreffeljjke, reeds meermalen genoemde
„Tropenreise” . Ook J e a n Ma s s a e t heeft in zijn klein werkje „Un
Botaniste en Malaisie” zijn karakter goed geschetst. Den eigen-
aardigen, diepen indruk, dien het oerbosch juist in Tjibodas maakt-,
dank zij den bijzonder günstigen omstandigheden, waaronder men
het bestudeeren kan, heeft R ic h a r d S emon weergegeven in het
vijftiende hoofdstuk van zijne uitstekende reisbeschrijving: „Im
australischen Busch und an den Küsten des Korallenmeeres” —
een der beste, degelijkste en -aantrekkelijkste reisbeschrijvingen,
die ik ken. Ook andere natuuronderzoekers, die het oerwoud van
Tjibodas bezochten, geven beschrijvingen van deze wonderschoone
natuur, hetz;j in algemeene trekken, hetzij meer in bijzonderheden.
Ik kan mjj er daarom toe bepalen alleen van den geweldigen
indruk te ge wagen, dien het op mij heeft gemaakt.
Want eigenlijk kan de pen nooit anders dan een onvolkomen
beeid geven, wanneer de gebrekkige beschrijving niet tevens door
talrijke photogrammen, teekeningen en aquarelschetsen aanschouwe-
lijk wordt geillustreerd. Intusschen bljjven ook deze afbeeldingen,
zelfs al danken zij haar ontstaan aan de hand van een werke-
lijken kunstenaar (en het niet, zooals bij my, slechts dilettanten-
werk is), min of meer onvolkomen. Het tropische oerwoud behoort
evenals de tropische koraalbank tot die verheven wonderen der
natuur, die men zelf gezien moet hebben, om ze te begrijpen en
te gevoelen. De bonte, rijke samenvoeging van honderden der merk-
waardigste voorwerpen, in de kleine ruimte van eene enkele plaat,
het vermetele en verwarrende dooreengroeien van duizenden schoone
exemplaren, de ongelooflijk schoone licht- en kleureffecten der
tropische zon in dezen tooverachtigen chaos van vormen —- dat
alles moet zelfs de hand van den geniaalsten kunstenaar, die
zieh aan eene poging om het weer te geven dürft wagen, doen
verlammen.
Van de photographie zou men in de eerste plaats verwachten,
dat zjj in staat zou zijn, het karakter van het tropische oerbosch
volkomen objectief en nauwkeurig weer te geven. Dit is intusschen
volstrekt niet het geval, gelijk reeds J e a n Ma s s a r t aantoonde (1. c.
bldz. 211). Zij is hoogstens voldoende, om van het verder afgelegene
de ointrekken, de algemeene oppervlakkige samenstelling van het
bosch trouw weer te geven. Zulk een photogram, zooals bij v. S emon
op bldz. 456 van zijne Australische reis geeft, kan na goede retouche
veel aantoonen. Zoodra men daarentegen naderbij treedt, zoodra
men de fraaie bijzonderheden van het rijke beeid door middel van
de camera eenigszins groot en duidelijk tracht weer te geven,
schiet zij te kort. In het bonte gewirwar der door elkaar gevlochten
plantenmassa’s zoekt het oog tevergeefs naar eön rustpunt. Of de
verlichting is gedempt, en dan stören de duizenden gekruiste
stammen, takken en bladeren — bovendien door een chaos van
epiphyten begroeid — elkaar; öf het licht der hoog staande zon
schjjnt van boven hei door de openingen der hooge boomkronen en
werpt op de spiegelende vlakken der lederachtige bladeren duizenden
schelle reflexen en hei licht, dat geen totaalindruk kan doen
ontstaan. Vooral diep in het oerbosch is de verlichting prächtig
en kan zjj door middel van de photographie volstrekt niet weergegeven
worden.
Ik bezit talrijke photogrammen van het oerbosch, die uit een