
het staarteinde wordt gerigt en verandert na verloop van eenige dagen
in eene pop.
Of de rups nu en dan van huid verwisselt, heb ik niet kunnen nagaan.
In kleur en teekening heb ik echter tusschen jonge en volwassene
rupsen geen onderscheid kunnen ontdekken.
Ongeveer eene maand nadat de rups haar kokertje heeft vastgezet,
d. i. in de laatste helft van Junij o f in het begin van Julij, komt de
vlinder te voorschijn.
Deze verlaat het kokertje door het staarteinde en het poppenvlies
blijft daarin terug.
De vlinder schijnt weinig geschiktheid of lust tot vliegen te bezitten.
Hij houdt zich meest op beschutte plaatsen tusschen heideplanten o p ,
waar zijne vlagt meer op springen van de eene plant op de andere dan
op eigenlijk vliegen gelijkt.
Hij wordt tot aan het laatste van Julij aangetroffen. Het schijnt, dat
dit insect zeer algemeen is , daar ik in deze provincie althans het nimmer
te vergeefs zocht. Ik vond de rupsen te Kuikhorne, Bergum,
Drogeham, Haulewijk, Knijpe, Oranjewoud en Oldeberkoop,. op opene
doch voor den wincL beschutte met heide begroeide plaatsen. Waarschijnlijk
komt het in de andere provinciën van ons vaderland even
menigvuldig voor.
Men kan de rupsen het gemakkelijkst verzamelen, door in de maand
April, op daartoe geschikte plaatsen, met een sleepnet eenigen tijd door
de heideplanten te slaan en de drooge blaadjes en takjes, die men dan
onder in het net vindt, in eene doos te doen. Laat men deze dan
eenigen tijd rustig staan, dan zullen de rupsen spoedig langs de zijden
naar boven klimmen. Bij eenige oefening leert men echter al spoedig
de kokertjes dadelijk van de drooge takjes onderscheiden. Meer tijd-
roovend en minder beloonend is het afzoeken van een paar bossen
heide, welke in den winter, aan de bakkers voor brandstof worden
geleverd. Het is echter een zeer geschikt middel, om, wanneer men
weet, waar de heide gesneden i s , met het voorkomen der rups bekend
te worden op plaatsen, welke men niet in de gelegenheid is te bezoeken.
De rups heb ik alleen op de struik-heide (Calluna vulgaris) aangetroffen,
nimmer op de dop-heide (Erica tetralix) . — De aschgraauwe
heide (Erica cinerea) , waarop zij in Engeland ook schijnt te leven , komt
in deze provincie niet voor.