
TINEA GRANELLA, l .
Plaat 49. Fig. 1—15.
R kaumur, Mémoires ed . in 4°. Dl. 3, bl. 272, Tab. 20, fig. 12—16.
R ösel von R osenhof, In sedenbdust. Dl. I, S i 4, Tab. XII, fig. 1—14, bl. 546.
T reitschke, Schmett. von Uur. IX, 1, bl. 13.
Z e l l e k ,, Linnaea E n t. VI, bl. 135.
IlEfiEieH-SciiaFFEK, S p t . Bearb. d . Schm. v. E u r. V, bl. 70, fig. 285.
Snellen van Vollenhoven, B e Inse kten welke den la n d b o uw schaden, bl. 105.
De hier boven gestelde citaten, waarbij het gemakkelijk zoude zijn
nog een aantal anderen te voegen, leveren niet alleen het bewijs
dat de thans te behandelen vlindersoort verre van zeldzaam is, maar
tevens dat hare levenswijze reeds door verscheidene schrijvers is
nagegaan en beschreven.
Deze algemeene bekendheid zal w el voornamelijk hare oorzaak
hebben in de aanmerkelijke schaden, die somtijds door dit kleine
diertje, dat bij ons den naam van koornmot draagt , en vaak in
ontelbare menigte op koornzolders voorkomt, aan verschillende graansoorten
toebrengt.
Het zal dan ook mogelijk eenige bevreemding wekken, dat ik
niet, even als R éatjmtjr en R ösel, het rupsje op ,of bij eenige zaam-
gesponnen graankorrels heb afgebeeld, doch dat ik daartoe, bij voorkeur,
een stuk boomzwam uitkoos. De volgende omstandigheid, die
mij ook in staat stelde den levensloop van het diertje op eene gemakkelijke
wijze te kunnen nagaan, gaf daartoe aanleiding.
Op eene der vergaderingen van onze Entomologische vereeniging
namelijk, deed de Heer Dr. 3VI. C. Verloren een fleschje rondgaan,
33