
einde zeker te zijn van in geene vergissingen te vervallen, had ik al
mijne diertjes uit hunne spinsels genomen en die, waarbij ik eenige afwijking
meende te bespeuren, afzonderlijk gehouden, bij welke gelegenheid
ik ontdekte dat de meesten zich op nieuw insponnen, doch op eene
veel onregelmatigere wijs en zonder, als vroeger, een digt buisvormig
weefsel te vervaardigen. De eenige Rubrotibiella, die ik uit mijnen vrij
grooten voorraad verkreeg, kwam voort uit eene rups, welke mij geheel
identisch met den boven beschreven type van Tumidella toescheen en
die tevens geheel overeen kwam met mijne vroegere rups van Rubroti-
bielldy die ik destijds wel niet afbeeldde, doch waaromtrent ik had aan-
geteekend. „Rups naar achteren dun toeloopend; kop bruin met zwarte
vlekken, nekschild gestippeld, kleur geel met bruinachtige ruggelijn
en breeden bruinachtigen zijdeband.” Daar ik nu mijne diertjes naauw-
keurig onderzocht had en mijne vroegere beschrijving der rups van
Rubrotïbiella, eveneens met die van den type van Tumidella overeenstemde,
meen ik daaruit te mogen besluiten, dat het, zoo als ik reeds
boven aanmerkte, eene uiterst moeijelijke taak zal zijn, vaste kenteeke-
nen tot onderscheiding van beide soorten op te geven, te meer nog
wegens de sterke afwijkingen, die men bij de rupsen van Tumidella
waarneemt en die misschien ook evenzeer bij die van Rubrotibiella zullen
voorkomen. De vlinders verschenen iets later dan die van Tumidella,
namelijk, de eene uit eene pop van 31 Junij den ll^cn Julij, dè andere
den 17de1! Julij. Bij den eersten aanblik heeft de vlinder eene groote
gelijkenis met een afgevlogen exemplaar van Tumidella^ eene nadere beschouwing
echter doet al spoedig veronderstellen, dat men eene andere
soort voor .zich heeft Men zoude, naar de benaming van den vlinder,
reeds dadelijk in de scheenen een vast kenteeken meenen te vinden, doch
dit is minder opvallend dan het wel schijnt, daar het alleen op den tint
der kleur steunt, die bij Tumidella roodbruin, bij Rubrotibiella daarentegen
meer helder rood is. Een beter kenmerk is de bloedroode vlek,
welke men aan den voorraad van de basis der bovenvleagels vindt en
die bij Tumidella ontbreekt; daarbij komt de meer graauwe aan den
bovenrand donker geschaduwde kleur en de met zeer weinig rood bestoven
vlëugelvlakte van Rubrotïbiella, terwijl bovendien nog de kop
bij de mannetjes der laatste soort geel, bij die der eerste wit is. F ischer
v o n R öslerstamm, die alleen den vlinder heeft afgebeeld, doch overigens
eene zeer uitvoerige beschrijving geeft, noemt nog andere kenmerken
op, die het mij echter noodeloos toeschijnt mede te deelen, daar