
rfflfl
A C R O L E P I A A S S E C T E L L A , Zell.
Plaat 5. Fig. «-<.
Zeller in Isis 1839, bladz. 203.'
In den jaargang 1839 van het tijdschrift Isis van Oken heeft P. C.
Ze l l e r eene diagnose gegeven van het insect, dat ons nu tot onderwerp
dient; die diagnose is wel, zoo als te verwachten is, niet zoo juist en
scherp, dat eene vergissing met eene andere soort ónmogelijk zijn zou,
maar de bijvoeging dat de rups in stengels van Allium Cepa leeft, vergoedde
de kortheid der diagnose en maakte het onwaarschijnlijk dat
men zich in de soort zou vergissen.
HERRiCH-ScHaFFER meldt in het V de deel van zijn werk over
vlinders (bladz. 105 bij fig. 345) dat de naam door Zeiler aan dit motje
«■egeven, slechts als synoniem geldig is, daar C u rtis reeds in 1838 dit
insect in zijne Britisk JEntomology afgebeeld had en beschreven onder
den naam van Acrolepia beiulella, No. 679. Wanneer ik evenwel dat
nommer met mijne insecten vergelijk, dan zie ik een aanmerkelijk verschil
in kleur tusschen de vlinders en wel zoo zeer dat, al moet ik ook
aannemen dat Z e l l e r ’s geslacht Roeslerstammia en C urtis* geslacht
Acrolepia identisch zijn, ik in geenen deelen overtuigd ben dat betulella
en assectella tot dezelfde soort behooren. De mot van Curtis is op
kop, borststuk en vleugels koffij-bruin, of zoo als hy zelf de kleur noemt,
oker-bruin met het witte driehoekje; mijne vlinders evenwel zijn allen
uit den paarsen grijs met licht grauwe tippen, waarin eene oogachtige
vlek. Ik neem dus voor mijne insecten de benaming van Acrolepia
assectella Z e l l , aan, te meer daar zij in allen deele volkomen overeenstemmen
met voorwerpen op *s Rijks Museum te Leyden, afstammende
uit de collectie Havelaar en geëtiqueteerd Duiisc/iland, zoodat het mogelijk
grog
is dat die voorwerpen van Ze l l e r zelven afkomstig zijn. Wat de figuur van
HERRiCH'SCHaFFER betreft, deze hééft zeker meer overeenkomst met mijne
voorwerpen dan met de voorstelling op de plaat van C u r t is , zij wijkt
evenwel van de eerstgenoemden nog in vele opzigten aanmerkelijk af.
Ik heb de bekendheid met dit motje aan mijnen vriend Dr. J. W t t e -
w a a l l te danken. In de tweede week van September van dit jaar ontving
ik van hem eene volwassen rups en een paar poppen, welke reeds in
de eerste week van October de motten leverden. Hij schreef mij dienaangaande
het volgende:
//Op 11 Sept. ontving ik een paar uijen van de dikke ofBrabantsche
prei {Allium porrum), gezonden door den Heer Gr. A. V enema te Winschoten,
met vermelding dat deze prei te Sappemeer gegroeid was en door
bijgaande insecten zoodanig werd aangetast, dat een groot bed daardoor
geheel was vernield. Bij onderzoek bleek het mij dat de schade door
eene soort van rupsen werd aangebragt, waarvan een paar reeds onderweg
zich verpopt hadden.”
// Den 15den Sept. ontving ik van den Heer F. Venem a te Sappemeer
eene groote bezending dier zelfde prei.”
» Te oordeelen naar de overgezonden planten wordt het eitje aan de
buitenzijde van de bladen gelegd, ongeveer een palm boven den grond.
De jonge rups maakt dan ronde: gaatjes in het blad, doorboort de nog
ingesloten bladen en maakt voorts een’ gang, die naar beneden loopt, en
waarbij zij nu eens tusschen twee bladen zich ophoudt, dan weder meer
in dwarse rigting doorvreet, meestal naar het hart van de nog te zamen
gevouwen bladen. In eenige planten vond ik twaalf rupsen, doch meestal
slechts 2, 3 of 4 stuks.”
// De rups maakt een’ draad, waaraan zij zich bij het opnemen laat
hangen. Zij schijnt zich nabij den grond te verpoppen.
//De Heer Venema schrijft mij dat het begin der ziekte zigtbaar is
aan een der bladen, dat in stede van krachtig op te staan, slap wordt
en nederhangt. Dit neemt van lieverlede toe. De andere bladen worden
na verloop van eenigen tijd even zoo en het bederf neemt dan hand
over hand toe, tot dat de bladeren geheel of gedeeltelik als gevolg van
de doorknaging, bedorven zijn. Al spoedig wordt daarop de bol ziek
en gaat dan tot rot over;”
Het volwassen rupsje (fig. a.) was niet veel meer dan een duim lang
geheel dof grauwachtig geel, behalve den kop, die helder bruin was.