
L1TH0C0LLETIS POMIFOLIELLA, Zell.
Plaat 30. Fig. 1—6 boven.
Zeller, Linn. Ent,, I. pag. 196.
Frey, Tineen und Pterophoren der Schweiz, p. 335.
Herrich-Schaeffer, Syst. Bearb. der Schm. v. Europ», Fig. 748.
Nicelli, Ent, Zeitung, Stettin 1851. pag. 38.
Het bestuderen der, tot het geslacht Lithocolletis behoorende vlindersoorten
levert een eigenaardig bezwaar op, dat zich eveneens bij meer
der lagere mottengeslachten opdoet; de onmogelijkheid namelijk om uit
de afgebeelde rupsen de vlinders te verkrijgen, daar deze kleine diertjes,
weinige uren nadat zij uit hunne verblijfplaats genomen zijn, onvermijdelijk
te gronde gaan. Hierbij komt nog, vooral ten opzigte der Litho-
colleten, de groote overeenkomst tusschen de rupsjes van verschillende
soorten, die eene bijna geheel gelijkvormige levenswijze leiden en bovendien
dikwijls gelijktijdig dezelfde gewassen bewonen, hetgeen de moeije-
lijkheid om ^le soorten uit elkander te kunnen afscheiden, nog vergroot.
Bij enkele hoornen of struiken, die slechts een klein aantal soorten voeden,
is het vrij gemakkelijk te slagen, omdat eene naauwkeurige vergelijking
der spinseltjes, die zich in de onmiddelijke nabijheid bevinden al
spoedig de gewenschte zekerheid geeft; doch bij anderen, die tot verblijf
aan eene groote menigte soorten verstrekken, is het dikwijls zeer moei-
jelyk om het beoogde doel te bereiken en loopt men, zélfs met de meest
mogelijke behoedzaamheid, steeds gevaar om zich te vergissen. Ten
einde mij daarvoor zoo veel mogelijk te vrijwaren, heb ik de gewoonte
om, bij voorkeur, kleine boompjes of enkele takken, waarop zich een
zeker aantal gelijkvormige spinseltjes bevindt, te onderzoeken, vervolgens
eênige dier spinseltjes te openen en zoo ik geen verschil tusschen de