
Naschrift tot No. 3 3— 3 4 .
Brief van den Heer de Iioo van Weslmaas aan den Heer van Vollenhoven.
D aalhuizen, 30 Junij 1863.
Amice!
Zoo even bij het nazien mijner poppen werd ik buitengewoon verrast
door een fraai exemplaar van Revayana var. Ramosana. Ik vond de rups
volwassen den 14den Junij op gewone eik, en zag geen verschil tusschen
deze en de andere van Revayana, zoodat ik ook geen de minste twijfel
voedde o f ik zoude er eene Revayana uit verkrijgen. Deze rups spon
17 Junij en kwam heden, 30 Junij, als vlinder te voorschijn. Ik hoop
nu maar, dat het nog tijdig genoeg zal zijn, om deze bevinding in mijne
beschryving van Revayana op te nemen, en laat het dan geheel aan u
over, om den text in dier voege te veranderen, als u zal goeddunken.
Ten overvloede neem ik thans het spinsel en den uitgekomen vlinder
voor mij, en bevind 1°. dat het fatsoen van dit spinsel volkomen op
dat der andere Revayana's gelijkt, 2°. dat de uitgekomen pop, bij vergelijking
met mijne andere uitgekomen poppen van Dilutana etc., niet
verschilt, en dezelfde breede bruin-paarsche ruggestreep bezit, 3°. dat
de vlinder volkomen met het exemplaar, dat de Gr aa f ving, overeenstemt,
biedende hij echter de volgende afwijkingen aan: 1°. de
kleur is in plaats van bruin, dezelfde die H übner aangeeft, namelijk
meer zwartachtig met donkeren bovenvleugelrand, 2°. het ligchaam is
donker zilver-grijs glimmend, 3°. de ondervleugels zijn eveneens dónker
zilver-grijs en glimmend, als ook de onderzyde van den vlinder, die
meer grijsachtig dan het de Graafsche exemplaar is. Overigens zijn
23