
Deze vlindersoort is in ons vaderland niet zeldzaam. In deze provincie
is zij door mij aangetroffen te Huizum , Goutum, Tietjerk, Kuik-
home en Langweer en in grooten getale te Oldeberkoop. Blijkens de
Bouwstoffen voor eene Fauna van Nederland werd zij bij Leyden door
den Heer de Gb a a f , en bij Arnhem door den Heer Ve e Htjell gevangen.
Waarschijnlijk zal zij ook in de overige provinciën zeer gewoon
zijn. (*)
In Belgie, het noorden van Frankrijk, Duitschland, Zwitserland en
Zweden is zij eveneens waargenomen. In Engeland schijnt zij echter
te ontbreken. Volgens F eey , komt zij in de bergstreken op aanzienlijke
hoogte voor.
Leeuwarden, November 1863. H. A.
(*) In Augustus 1863 zag ik haar iu tamelijk aantal op Schothorst by Amersfoort.
S. v . V.
3.
4.
5.
6. 7.
8. 9.
10. 11.
Het ei, vergroot.
Een stuk wilgenhout met de rups en eene doorsnede van een.
harer gangen, waarin de pop.
De eerste ringen en het staarteinde van de rups, vergroot.
De pop.
Haar staarteinde, vergroot.
De mannelijke vlinder.
Dezelfde, vergroot.
Dezelfde, zittende.
Een voelertje, vergroot.
Een gedeelte eener spriet, vergroot.
Eene vrouwelyke variëteit.