
met indruksels. Het jonge rupsje komt overeen met de volwassenen.
Dezen zijn zestien-pootig, hebben de grootte van ongeveer 1,5 Ned.
duim, en zijn aan het voor- en achtereinde smal. De kop is helder
blaauw-groen met twee lichte afscheidingen; de grondkleur des ligchaams
bestaat uit een fraai groen, nu eens meer tot het gele, dan weder tot
het blaauwe overhellend; de ruggestfeep is fijn en donkerder; zij loopt
midden door het breede gele roggeveld; de ringinsnijdingen zijn geel;
de gewone stippen weinig zigtbaar, de pooten en het buikveld meer
blaauwachtig groen dan de grondkleur; bij vergrooting bemerkt men
fijne haartjes.
Het popje (verg. fig. 4) is 7 of 8 streep lang, roodbruin, breed aan
de kopzijde met lange, zeer weinig overstekende vleugelscheeden en heeft
het staarteinde (zie fig. 5) met eene groote menigte fijne haakjes voorzien,
waarvan het mij zeer gewaagd voorkomt het juiste aantal te willen
bepalen, terwijl ik in deze op de teekening meen te moeten verwijzen.
Het vlindertje (zie fig. 7, 8 en 9) heeft de palpen, den kop en den
rug geel met violet vermengd, zeer lange, lichtbruin en wit gekerfde
sprieten, geel achterlijf en gele pooten. De kleur der bovenvleugels
wykt eenigzins bij de verschillende individuen af, daar nu eens het
violet dan weder het geel de overhand heeft.
Over het algemeen is de hoofdkleur rozen- of appelbloesem-kleurig,
in het violet vallend, toet doorschynende gele tin t; het wortelveld is
het donkerste, graauwachtig gekleurd, tegen den boven vleugelrand door
eene langwerpige gele lijn afgezet en in het midden door twee gele
vlekjes begrensd,* op eenigen afstand van deze lijn staat aan de bovenrand
nog eene vierhoekige gele vlek, die aan de bovenzijde open is en
voor het overige door eene heldere oranje o f karmosyn-kleurige lijn
omboord wordt, welke zich langs den gelen bovenrand tot in de vleugelspits
verlengt en van daar langs den eveneens gelen buitenrand tot
bijna pp den achterrand voortloopt; ongeveer ter plaatse der gewone
ronde en niervlek bevinden zich twee donkere punten, waarvan de
buitenste de grootste is. De franje is geel, aan de benedenzijde meer
bruin.
De ondervleugels zijn zijdeglanzend, lichtgeel; de randlijn is flaaüw
oranje, de franje iets geler.
Op de onderzijde zijn de bovenvleugels rozenrood met gele randen,
de ondervleugels licht geel.