
volgen de drie hoogsels. Langs den buitenrand des vleugels loopt eene
rij zwarte stippen op witten grond, waarop de uitgeschulpte bruine en
grijze franje volgt. De ondervleugels zijn graauw, insgelijks de franje',
langs den vleugelrand loopen zwarte, naar buiten met geel omzoomde
stippen.
Deze vlinder is in sommige streken van ons vaderland gemeen; hij
overwintert in zolders, schuren, tuinhuizen en koepels. Men treft hem
dan na de overwintering voor het eerst vliegende in Maart, April en
Mei aan. Deze generatie legt eyeren, waaruit de rupsen in het laatst
van Junij volwassen zijn en vlinders leveren in Julij. Deze laatsten
leggen wederom eijeren, waaruit de rupsen in de maanden Augustus
en September voortkomen; de vlinders uit deze rupsen komen nog laat
in den herfst (19 October kwam er een bij den Heer de Roo te voorschijn)
uit, en overwinteren, zoodat er stellig in den loop van een jaar
twee generatien bestaan.
Ver Huell.
Arnhem, Augustus 1858.
Fig. 1. De jonge rups.
„ 2. De volwassen rups.
„ 3. Het spinsel.
„ 4. Het spinsel met aardkorrels bezet.
„ 5. De pop.
„ 6. Het staarteinde der pop, vergroot.
„ 7. Een rustende vlinder $•
„ 8. De kop van den vlinder, vergroot.
” Verschillende afwijkingen des vlinders.
” li j Fig' 9 en 10 F'8' 11 ^ '