
SAROTHRIPUS (1) REVAYANA, W. Y.
Plaat 33 en 34. Fig. 1—20.
Hübner, Samml, Eur. Schmett. Tortr. Tab. 2. fig. 6—10.
Treitschke, Schmett• von Europa. VIII. bl. 22; X. 3. bl. 45.
HERRiCH-ScHàFFER, Syst. Bearh. der Schm. v. Eur, II. bl. 445.
Heinemann, Die Schmetterl. Deutschl. und der Schweiz, bl. 618.
Alvorens tot de beschrijving van bovengenoemde vlindersoort over te
gaan, zal het noodig zijn eerst met een enkel woord van de plaats, die
aan haar in het systeem wordt toegekend, te gewagen. T r e it sc h k e
plaatst Revayana in eene afzonderlijke afdeeling van zijn geslacht Pen-
thina, namelijk in zijne familie A , waarvan de vlinders zich kenschetsen
door hunne, op die der Pyralideën gelijkende, palpen. Hij acht deze
afscheiding gebiedend, hoewel overigens de gestalte van den vlinder,
volgens hem, eene vereeniging met de Tortricideën wettigt.
Het gevoelen, dat deze soort door haren tusschen de Pyralideën en
Tortricideën weifelenden vorm, geheel op zich zelve behoort te staan,
wordt dan ook door verreweg de meeste schrijvers gedeeld, en gaf aan
CüRTis aanleiding tot het opstellen van het geslacht Sarothripus; hetgeen
echter niet wegneemt, dat zelfs nog heden tusschen de voornaamste
Entomologen verschil heerscht, omtrent de juiste plaats, die aan dit
nieuwe genus in het systeem moet worden toegewezen. G u e n é e nam
het in zijn’ „Europaeorum microlepidopterorum Index methodicus” als
Tribus II zijner Tortrices o p , en heeft waarschijnlijk deze indeeling
behouden, daar wij in zijne , ,Histoire naturelle des Insectes” den vlin-
(*) Cdrtis schrijft S a r r o tk r ip u s , h e tgeen ech te r etymologisch minder ju is t is, d a a r h e t
woord van oaqo>&qov (bezem) is afgeleid, en zich in dit Grieksche w oord slechts eene r
bevindt«
22