
is veel dunner en korter dan de binnenrandsvlek, scherp gepunt, aan
beide zijden zwart omzoomd en op den binnenrand met eene zeer fijne
korte lijn voor de basis heenloopend; tusscben deze lijn en de basis is
de voorrand bruin. Het tweede paar tegenoverstaande vlekken is veel
kleiner dan het eerste en ligt niet zoo scheef, het is even als de nog
volgende vlekken inwaarts donkerbruin omzoomd. De binnenrandsvlek
is minstens dubbel zoo groot als de voorrandsvlek, heeft meestal een
driehoekigen vorm en ligt met hare breedste zijde op de franjes; de
naar den bovenrand gerigte spits is min of meer afgestompt en reikt
aan de zwartbestoven ruimte.
Het bovenrandsvlekje is smal en meer haakvormig. Het volgende
paar zijn haken, dat van den bovenrand is smaller en duidelijker. Eindelijk
volgt nog een onparig haakje aan den bovenrand voor de spits,
gelijkvormig aan het voorgaande. In den vleugelpunt ligt een donker
zwart langsstreepje, dat zich bij den man aan de zwart verdonkerde
ruimte aansluit, doch bij het wij§e smaller en korter is.
De buitenrandslijn is donkerbruin, en binnenwaarts, vooral rondom
de zwarte streep in de vleugelpunt, paerlemoerachtig glanzend. De franje
om de vleugelpunt is g e e l, overigens witachtig.
Onderzijde graauw-bruin; op de bovenrands-franje staan drie flaauwe
witachtige vlekken; de overige franje is binnen de bruine randlijn bruin
geel, daar buiten lichtgrijs.
Ondervleugels blinkend grijs, de lichtgrijze franjes van den buitenrand
geler dan die van den bovenrand.
Het wijije is kleiner en lichter goudkleurig; de zwartbestoven ruimte
achter het midden der vleugels ontbreekt gewoonlijk; ook is de zwarte
streep in de vleugelpunt iets dunner en korter.
De ondervleugels zijn witter.
Eene variëteit van dit vlindertje wordt door H e r r ic h -Sc h a e f f e r bij
zijne figuur 749 onder den naam van Mespilella afgebeeld; bij deze is
de eerste onderrandsvlek aan de bovenzijde tot tegen de basaalstreep
verdikt, zoo dat zij met deze ineensmelt en daardoor de ruimte onder
die streep tot op den onderrand geheel afsluit. Van deze variëteit kwamen
ook mij twee exemplaren voor, die bijna volkomen de figuur van
H e r r ic h -S c h a e f f e r wedergaven.
De vKndeif heeft twee generatiën , namelijk in April en Mei, en in
Julij, waarvan de rupsen in Mei, en weder in September en October
te vinden zijn.