
GEAPHOLITHA MITTEEBAOHEEIANA W. Y.
Plaat 43. Pig. 1—8.
Hübner, Samml• Eur. Schm. Tortr. Tab. 3 0 , fig. 192.
Treitschke . Schmett. v. Eur., VIII, p. 241, X , 3 p. 127. nom. PenJclertana.
Fischer von Röslebstamm, Abbild, p. 198 en p. 37. Tab. 21. nom. Penkleriana.
Heinemann, Die Schmett. Deutschi, und der Sehweite, Abth. 2 , p. 222.
De vergissing van T reitschke, die onzen vlinder onder den naam
van Penkleriana beschrijft en dezen laatsten onder dien van Mitterpa-
cheriana, heeft tot eene verwarring aanleiding gegeven, waarin ook
vroeger F jscher von Köslerstamm deelde, doch die later door dien
schrijver en door anderen geheel is opgeheven, zoodat het thans met
zekerheid is uitgemaakt dat de synonymie moet zijn, gelijk die hierboven
is gesteld.
Welligt zijn er onder mijne lezers, wier aandacht, des zomers, méérmalen
gevestigd werd op eikenbladeren, die over hunne geheele lengte
naar binnen toegevouwen en zorgvuldig aan alle kanten gesloten, het
vermoeden doen ontstaan dat zij een of ander. vrij. groot insekt herbergen.
Men zal zich dan al ligt de moeite gegeven hebben enkele dier
bladeren af te plukken ,,om die te onderzoeken , doch, nadat men het
spinsel waardoor de kanten op elkander bevestigd zijn, geopend had,
misschien min of meer te leur gesteld geweest zijn bij het ontdekken
dat de ruime verblijfplaats, welke de binnenzijde van het bol uitgebogen
blad oplevert, slechts aan een enkel en dat nog wel aan een zeer klein
rupsje toebehöort.
Daar men nu tevens bemerken zal, dat dit kleine diertje zich steeds