
Bij dat alles komt nog dat wij meenden door dezen maatregel het debiet te
zullen in de hand werken, daar wij overtuigd zijn dat velen onzer entomologen
wel op het werk zullen inteekenen, nu zij niet meer gehouden zijn de kostbare
acht eerste deelen zich aan te schaffen, wanneer zij niet verlangen een
onvolledig werk te bezitten. Wij vleijen ons ook, dat, nu de inteekenings-
prijs verlaagd en de platen en druk beter geworden zijn, onze uitgevers zich
spoedig zullen mogen verheugen in het aangroeijen van de lijst der inteeke-
naars. Wij mogen hierbij de verzekering niet achterwege laten, dat een deel
binnen vier ja r en zal geëindigd worden en dat er niet langer 10 o f 12, ja
zoo als bij het tweede deel der eerste Serie het geval is geweest, 24 jaren
zullen behoeven te verloopen eer oO platen geleverd zullen zijn. Eindelijk
moeten wij opmerken dat ieder deel stellig een aanzienlijk getal boven de
50 insecten zal behandelen, en dat de kostbare en zelden nuttige titelplaat
vervalt.
Tan de voortdurende ondersteuning onzer inlandsche Lepidopterologen,
wier zamenwerking wij op den hoog sten prijs schatten, houden wij ons ten
vollen overtuigd; mogten wij zoo gelukkig zijn onder het grootere publiek
door dit werk eenige meerdere belangstelling voor de Entomologie op te
wekken, opdat ook de uitgevers met evenveel lust en ijver de uitgave
mogen blijven voortzetten, als wij voornemens zijn, hen daartoe in staat
te stellen, wij zouden hen en ons daarmede geluk wenschen.
Leiden, Sept. 1860.
SNELLEN TAN VOLLENHOVEN.
BESCHRIJVINGEN EN AFBEELDINGEN
VAN
A
N0T0D0NTA QUERNA, ¥ . V.
Plaat 1. Fig. 1—6.
Wiener Verz. BI. 49. Fam. A No. 5.
Hübnek, Samml. Eur. Schmett. Bomb. Tab. 3 f, 9.
» Larvae Lepid. III. Bomb. 1. C. a. f. la.
Ochsenheimeb, Schmett. ». Europa, III. bl. 84.
Het was in de maand September 1852, dat een mijner kinderen, nabij
mijne toenmalige woning te Empe, eene rups op den grond vond, die
mij onbekend en fraai genoeg voorkwam, om daarvan onmiddelijk eene
afbeelding te maken (zie fig. 1). en gelukkig dat ik toen daartoe g e legenheid
had, daar die rups der verpopping zeer nabij bleek te zijn
geweest, alzoo zij geen gebruik meer wilde maken van de bladeren der
eiken,, die ik, daar zij in de nabijheid stonden, meende te moven veronderstellen,
dat wel haar voedsel zouden zijn, maar zich zeer spoedig
daarna onder de oppervlakte der aarde begaf, die ik, na mijn werk
volbragt te hebben, in haar verblijf had gedaan.