
TALAEPORIA PSEUDOBOMBYCELLA, H übn.
Plaat 2 Fig. 1—18.
Treitschke, Schmett. von Europa, X 169 en 274.
Fischer yon Roeslerstamm, Abbild. p. 80. tab. 37.
Zeller, Linnaea Ent. VII. 339.
Curtis, Brit. Entom. XI. pi. 487.
De zak of koker, waarin de rups van dezen vlinder leeft, wordt in
de omstreken van Arnhem . niet zelden, voornamelijk aan de stammen
van beukenboomen aangetroffen, en alhoewel ik er jaarlijks een aantal
van opzamelde, bleef het insect, dat er in huisvest, mij onbekend, en
wel omdat ik, geen acht slaande op het jaargetijde, de kokers gedurende
den zomer inzamelde. Ik beproefde later of het voorjaar mij gelukkiger
uitkomsten zou opleveren. Al de kokers, die ik dien overeenkomstig in
April opzocht, bleven bewegingloos liggen in eene ruime suikerflesch op
mos-planten. Geene rups vertoonde z ich ; daarentegen zag ik tot mijn
genoegen na verloop van een paar weken vlinders van beider kunne
te voorschijn komen, en met het gewapend oog ontdekte ik gelijktijdig
een geheel broedsel van, pas uit het ei gekomen jonge rupsjes, ’t geen een
bewijs oplevert dat de vlinders op ongelijke tijden de pophulsels verlaten.
Deze rupsjes waren zoo klein, dat zij het ongewapend oog bijna
ontsnapten.
Ik had nu hoop om met de geheele huishouding van dit belangrijk
insect bekend te zullen worden. Ik werd echter daarin te leur gesteld»
daar na verloop van eenige dagen al de rupsjes stierven. Dit geschiedde
ofschoon ik haar de mossoort had voorgelegd, welke zij, gelijk later
blijken zal, tot voedsel gebruiken.'
In den beginne waren zij gedeeltelijk in zakjes van haarachtige wol