
COLEOPHORA JUNCICOLELLA, Stamt.
Plaat 24 Fig. 1—8.
Stainton, Supplementary Catalogue of thé British Tineidae et Pteropho-
ridae, bl. 7.
Insecta Britannica—Lepidopterat Tineina, bl. 220.
Natural History of the Tineina, IV. bl. 59. pi. I.
Herrich*Scheffer, Syst. Bearb. der Schmett. v. Europa, V. bl. 232,
Fig, 666 ( InfantineUa.)
Frey, Tinëen u. Pterophoren der Schweiz, bl. 219 ( Infantinella.)
De rups is 3,5 Ned. streep lang, gedrongen, bijna rolrond. Hare
zeer dunne gladde huid is geelbruin. De kop is zwart. Op bet eerste
segment staat een verbeven zwart, door de grondkleur in twee vlekken
gedeeld nekscbild; het tweede segment draagt twee soortgelijke doch
kleinere vlekken. Op ieder der drie eerste segmenten vindt men daarenboven,
ter wederzijde boven de pooten, een klein zwart puntje. — De
staartklep is donkerbruin. — De voorpooten zijn bruin geringeld; de
buikpooten en naschuivers als bet ligchaam.
De pop is 3 Ned. streep lang. De uiteinden der vleugelscheeden
en van die der sprieten en pooten zijn voor het grootste gedeelte niet
verbonden aan het achterlijf, doch reiken niet tot aan het staarteinde
daarvan. — Het staarteinde is stomp zonder eenige haakjes of borstels.
Het achterlijf is licht geelbruin. — De overige deelen zijn donker grijs,
behalve de oogen, die, zwart zijn.
De vlinder heeft eene vlugt van 7 Ned. streep. De gladde kop is
langwerpig. De voelertjes zijn met harige schubben bezet. Het tweede
lid daarvan heeft geen haarkwastje. Het derde of eindlid is spits. —
Zij hangen naar beneden. Het wortellid der sprieten is verdikt, behaard,