
A O R O N Y C T A L I G U S T R I . F.
Plaat 3. Fig. 1—8.
Hübner, Samml. Eur. Schnett. Noct. Tab. V. f. 21, mas.
Treitschke, Schmett. v. Eur. V, 1, 20. Suppl. X. 2. 4.
Kleemann, Beitr, Tab. XXII, fig. 2—6 (fig. 1 behoort hier niet).
Freyer, Beitr, III. 154. Tab. 142.
Tijdschrift v. Ent. D. II. bladz. 113.
Het geslacht Acronycta behoort tot de familie der Bombycoidae Boisd.
die met de Noctuobombycidae als het ware den overgang van de Bom-
byces tot de eigelijke Noctuae uitmaakt. De rupsen zijn allen met haren
of haarbosjes voorzien; de poppen liggen in spinsels; de vlinders hebben
in beide geslachten draadvormige sprieten en dragen de vleugels in
de rust dakvormig. Boisduval geeft in zijnen Index 15 Europeesche
soorten op, waartoe Guenée nog ééne, namelijk Acr. Myricae uit Schotland
brengt.— Yan deze zijn tot op heden in ons vaderland elf species ontdekt,
waarvan reeds zeven in de eerste Serie van dit werk behandeld
zijn, waarbij thans als achtste ons tegenwoordig voorwerp komt, dat
zeker onder de zeldzamen mag gerangschikt worden.
De eijeren gelijken hoogst waarschijnlijk in vorm op die van Acr.
Tridens, afgebeeld bij Sepp II, PI. 22; zij zijn echter glad en paerle-
moer-glanzig. Ik heb gemeend er geene afbeelding van te moeten geven,
omdat zij bij mij indroogden en ik bovendien van hunne identiteit niet
zoo volkomen zeker was, als ik zulks wel wenschte. — De jonge rupsen
verschillen bijna niet van de volwassenen, alleen zijn zij iets geler van
kleur, terwijl de haren, in verhouding tot hunne grootte, langer schijnen.
Geheel volwassen is de rups (verg. fig. 1 en 2) 3 Ned. duim lang. Zij
heeft den kop klein, helder glimmend groen met eene bruine tint, de